- 1
- Om gedurende een verblijf in het andere dan het bevoegde land in aanmerking te komen voor verstrekkingen, legt de in artikel 14, eerste lid, van het Verdrag bedoelde werknemer, zo mogelijk voordat hij het bevoegde land verlaat, aan het orgaan van de verblijfplaats een door het bevoegde orgaan afgegeven verklaring over waaruit blijkt dat hij recht heeft op deze verstrekkingen. In deze verklaring wordt met name vermeld hoelang deze verstrekkingen mogen worden verleend. Indien de werknemer deze verklaring niet overlegt, verzoekt het orgaan van de verblijfplaats het bevoegde orgaan daarom.
- 2
- Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van de werknemer.
- 3
- De voorgaande leden zijn eveneens van toepassing in de in artikel 8, letters a en b, eerste zin, van het Verdrag bedoelde gevallen.
- 4
- Indien de in het eerste lid van dit artikel bedoelde formaliteiten niet tijdens het verblijf konden worden vervuld, worden de gemaakte kosten op verzoek van de werknemer vergoed door het bevoegde orgaan tegen de door het orgaan van de verblijfplaats toegepaste tarieven.
- 5
- Het orgaan van de verblijfplaats dient aan het bevoegde orgaan dat daarom vraagt, de nodige gegevens over deze tarieven te verstrekken.