De in artikel 12 bedoelde werknemer en zijn gezinsleden, die in het bevoegde land verblijven of hun woonplaats naar het bevoegde land overbrengen, hebben recht op prestaties ingevolge de wetgeving van dat land, zelfs indien zij voor hetzelfde geval van ziekte of moederschap reeds vóór hun verblijf, respectievelijk vóór de overbrenging van hun woonplaats prestaties hebben genoten; indien de door het bevoegde orgaan toegepaste wetgeving voorziet in een maximumduur voor het verlenen van verstrekkingen, wordt met het tijdvak waarover onmiddellijk vóór de overbrenging van de woonplaats verstrekkingen zijn verleend, rekening gehouden.