- 1
- Om gedurende een verblijf op het grondgebied van de andere, niet bevoegde Staat in aanmerking te komen voor verstrekkingen, legt de in artikel 11, eerste lid, van het Verdrag bedoelde werknemer aan het orgaan van de verblijfplaats een verklaring over die door het bevoegde orgaan zo mogelijk voor het vertrek uit de bevoegde Staat is afgegeven en waaruit blijkt dat hij recht heeft op bovengenoemde verstrekkingen. Deze verklaring vermeldt met name gedurende welk tijdvak deze verstrekkingen kunnen worden verleend. Indien de werknemer de genoemde verklaring niet overlegt, verzoekt het orgaan van de verblijfplaats het bevoegde orgaan om toezending.
- 2
- Het in het voorgaande lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van de werknemer.
- 3
- Indien de in het eerste lid van dit artikel genoemde formaliteiten gedurende het verblijf niet konden worden vervuld, worden de gemaakte onkosten op verzoek van de werknemer vergoed door het bevoegde orgaan, tegen de door het orgaan van de verblijfplaats gehanteerde tarieven.
- 4
- Het orgaan van de verblijfplaats dient aan het bevoegde orgaan dat hierom verzoekt de benodigde gegevens met betrekking tot deze tarieven te verstrekken.