- 1
- Arbeiders, die in een van beide landen werkzaam zijn, zijn onderworpen aan de wettelijke regelingen, van kracht in het land waar zij hun arbeid verrichten.
- 2
- Op het beginsel, vervat in het eerste lid van dit artikel, gelden de volgende uitzonderingen:
-
- a.arbeiders, die gewoonlijk in dienst zijn van een onderneming welke is gevestigd binnen het grondgebied van een van beide Staten, blijven onderworpen aan de wetgeving van het land waar zij gewoonlijk werkzaam zijn, wanneer zij door hun werkgever op het grondgebied van het andere land worden tewerkgesteld, indien te verwachten is, dat deze nieuwe werkzaamheid niet langer dan zes maanden zal duren; in geval deze werkzaamheid langer dan zes maanden duurt, is de wetgeving van de nieuwe plaats van tewerkstelling op hen van toepassing;
- b.arbeiders, in dienst van in een der beide Staten gevestigde transportondernemingen en behorend tot het zich bewegend (varend of rijdend) gedeelte van deze ondernemingen, zijn uitsluitend onderworpen aan de wetgeving, van kracht in het land waar de hoofdzetel van de onderneming is gevestigd.
- 3
- De hoogste administratieve autoriteiten van de beide Staten kunnen, in gemeen overleg, uitzonderingen vaststellen op het bepaalde in lid 1 van dit artikel. Zij kunnen eveneens overeenkomen, dat de uitzonderingen, bedoeld in het tweede lid, in bepaalde bijzondere gevallen buiten toepassing zullen blijven.