Responsive image

Bijlage 3.14.1 behorende bij artikel 3.14.7 en 3.14.9, onderdeel...

Download de app voor meer functionaliteit.

Bijlage 3.14.1 behorende bij artikel 3.14.7 en 3.14.9, onderdeel...

behorende bij artikel 3.14.7 en 3.14.9, onderdeel b, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

Model garantstellingsovereenkomst Garantstelling gericht op bankgaranties

Overeenkomst tussen:

  • 1.De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de Staat,vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken;
  • 2....., hierna te noemen de financier;

Partijen zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Definitiebepalingen

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a.minister: de Minister van Economische Zaken;
  • b.bank: binnen het grondgebied van de Europese Unie gevestigde bank die is toegelaten het bedrijf van bank uit te oefenen;
  • c. financier: een bank of schadeverzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
  • d.groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:
  • 1°.een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:
  • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,
  • volledig aansprakelijk vennoot is van, of
  • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en
  • 2°.laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;
  • e.ondernemer: een natuurlijke persoon, een rechtspersoon of een vennootschap, die een onderneming in stand houdt, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld;
  • f.onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent.
  • g.bankgarantie: de verplichting van een financier aan een begunstigde ten laste van een ondernemer, ten behoeve van eigen activiteiten van die ondernemer, waarbij de financier aan de begunstigde garandeert een bedrag te betalen indien de begunstigde daarop aanspraak maakt, uitgezonderd kredietgaranties;
  • h.bankgarantiefaciliteit: het bedrag waarvoor een financier aan een begunstigde ten laste van een ondernemer bankgaranties kan afgeven die onder de garantstelling van de staat kunnen vallen;
  • i.waarde van een bankgarantie: de hoogte van het bedrag dat maximaal nog kan worden geclaimd onder een afgegeven bankgarantie.

Artikel 2 Garantstelling

  • 1.De Staat stelt zich tegenover de financier garant voor 50 procent van de waarde van door de financier afgegeven bankgarantie, voor welke garantstelling de financier een periodieke provisie, bedoeld in artikel 32, derde lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies, is verschuldigd.
  • 2.De financier is voor het verstrekken van een bankgarantiefaciliteit een eenmalige provisie van 0,25 procent van 50 procent van de bankgarantiefaciliteit verschuldigd.
  • 3.Voor zover de opbrengsten uit de provisie, bedoeld in het tweede lid, die de financier bij de onderneming in rekening brengt voor het verstrekken van de bankgarantiefaciliteit hoger zijn dan 0,5 procent van de bankgarantiefaciliteit, is de financier het meerdere voor 50 procent aan de Staat verschuldigd.
  • 4.Voor zover de opbrengsten uit een eventuele bereidstellingsprovisie die een financier bij een onderneming in rekening brengt over het onbenutte deel van een bankgarantiefaciliteit hoger zijn dan 25 procent van een door een financier aan een onderneming in rekening gebrachte provisie op bankgaranties, is de financier het meerdere voor 50 procent aan de Staat verschuldigd.
  • 5.Het tarief van de provisie, bedoeld in het eerste lid, wordt voor de garantstelling op een afgegeven bankgarantie berekend over de waarde van de afgegeven bankgaranties op de eerste dag van het kwartaal en is gelijk aan de door een financier aan een onderneming in rekening gebrachte provisie over het door de staat gegarandeerde deel van de afgegeven bankgaranties met aftrek van 0,15 procent op jaarbasis als vergoeding voor de financier voor het beheer van de bankgarantiefaciliteit en met een minimum van 0,5 procent op jaarbasis.
  • 6.Een garantstelling wordt verleend voor de duur van een bankgarantie met een minimum van zes maanden en een maximum van acht jaar na het afsluiten van de bankgarantiefaciliteit waar een bankgarantie onder valt.
  • 7.In afwijking van het zesde lid kan, indien een bankgarantie geen vaste looptijd heeft en het inroepen daarvan afhankelijk is van het zich voordoen van een bepaalde gebeurtenis, een financier een bankgarantie onder de garantstelling brengen onder de voorwaarde dat de gebeurtenis bij het aangaan van de bankgarantie zich naar verwachting niet meer dan 7 jaar na het afsluiten van de bankgarantiefaciliteit voordoet en dat de begunstigde een provincie, gemeente, openbaar lichaam als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen of een dienst, instelling of bedrijf van de rijksoverheid is.
  • 8.De garantstelling heeft alleen betrekking op een bankgarantie:
  • a.die wordt afgegeven overeenkomstig de in artikel 4 genoemde voorwaarden;
  • b.die onder de garantstelling is gebracht overeenkomstig de procedure van artikel 6;
  • c.waaraan een overeenkomst van een bankgarantiefaciliteit, die overeenkomstig de procedure van artikel 5 is goedgekeurd door de Staat, ten grondslag ligt.
  • 9.Indien de financier bij het afgeven van een bankgarantie een gedeelte daarvan niet onder de garantstelling van de Staat brengt, is deze overeenkomst slechts van toepassing op het gedeelte van de bankgarantie dat onder de garantstelling is gebracht, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

Artikel 3 Randvoorwaarden bankgarantiefaciliteit

Een bankgarantiefaciliteit kan op grond van deze overeenkomst worden goedgekeurd indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.de bankgarantiefaciliteit heeft niet als doel de afwenteling van bestaande risico’s op de Staat
  • b.de rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven van de onderneming van de ondernemer zijn bevredigend;
  • c.in de periode van twaalf maanden voorafgaand aan het verstrekken van een bankgarantiefaciliteit zijn niet meer middelen ten behoeve van derden aan de onderneming onttrokken dan noodzakelijk voor een redelijk te achten bedrijfsvoering en evenmin is een verplichting tot een zodanige onttrekking aangegaan;
  • d.de verstrekking van een bankgarantiefaciliteit dient niet ter vervanging van aan een ondernemer verschaft krediet of bankgarantiefaciliteit door dezelfde financier of door een financier die deel uitmaakt van de groep van dezelfde financier, tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  • (i)de garantieverlening is primair in het belang van de te financieren ondernemer;
  • (ii)de garantieverlening leidt ertoe dat het belang van de financier bij continuering van de onderneming substantieel wordt vergroot;
  • e.een bankgarantiefaciliteit bedraagt niet minder dan € 1.500.000;
  • f.een garantstelling heeft uitsluitend betrekking op een bankgarantie waarbij de aan de ondernemer of, indien de ondernemer deel uitmaakt van een groep, aan de groep verstrekte bankgarantiefaciliteit tezamen met
  • een of meer bankgarantiefaciliteiten of
  • het nog niet afgeloste deel van een of meer leningen als bedoeld in de artikelen 3.13.2, 3.13a.2 en 3.13b.2 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
  • die door een financier met toepassing van de titels 3.13, 3.13a en 3.13b van die regeling aan de ondernemer onderscheidenlijk de groep is of zijn verstrekt of gelijktijdig wordt of worden verstrekt niet meer bedraagt dan € 150.000.000.
  • g.de bankgarantiefaciliteit draagt zelfstandig bij aan het realiseren van een actief en winstgericht beleid van de financier;
  • h.de ondernemer verplicht zich aan een door de minister als toezichthouder in de zin van de Algemene wet bestuursrecht aangewezen persoon of aan een door de minister aangewezen deskundige derde, voor zover deze dit redelijkerwijs noodzakelijk acht voor de vervulling van zijn taak:
  • 1°.inlichtingen te verstrekken en inzage in zakelijke gegevens en bescheiden te verstrekken en de gelegenheid te bieden daarvan kopieën te maken;
  • 2°.toegang te verlenen tot plaatsen niet zijnde woningen;
  • 3°.anderszins binnen de door hem gestelde termijn alle door hem gewenste medewerking te verlenen.
  • i.bij of in verband met het verstrekken van de bankgarantiefaciliteit verstrekt de financier geen andere goederen of dienst dan geld en garantiestelling;
  • j.de bankgarantiefaciliteit dient niet ter vervanging van een bestaand krediet of bestaande bankgarantiefaciliteit die is opgezegd om de reden dat een ondernemer niet meer aan de financiële ratio’s uit de leningovereenkomst kan voldoen, behoudens indien een bestaand krediet of een bestaande bankgarantiefaciliteit wordt overgenomen door een andere financier die geen deel uitmaakt van de groep van de bestaande financier;
  • k.de bankgarantiefaciliteit dient niet ter vervanging van een bestaand krediet of bestaande bankgarantiefaciliteit, indien dit uitsluitend ten doel heeft betere voorwaarden te verkrijgen;
  • l.de bankgarantiefaciliteit wordt uitsluitend verstrekt aan ondernemingen die een substantieel deel van hun activiteiten in Nederland uitvoeren.

Artikel 4 Randvoorwaarden bankgarantie

Een bankgarantie kan onder de garantstelling van de Staat worden gebracht indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.de nog onbenutte ruimte binnen een niet goedgekeurde verstrekte bankgarantiefaciliteit, die geldend is ten tijde van het verstrekken van een door de Staat goedgekeurde bankgarantiefaciliteit bij dezelfde financier, bedraagt ten hoogste 10% van die faciliteit met een maximum van € 2.000.000;
  • b.de garantstelling heeft uitsluitend betrekking op een bankgarantie waarbij de aan de door een financier ten laste van een ondernemer afgegeven bankgarantie niet minder bedraagt dan € 250.000;
  • c.bij of in verband met het afgeven van een bankgarantie verstrekt de financier geen andere goederen of dienst dan geld en garantiestelling;
  • d.de bankgarantie draagt zelfstandig bij aan het realiseren van een actief en winstgericht beleid van de financier.

Artikel 5 Aanmelding en toetsing bankgarantiefaciliteit

  • 1.De financier stelt de Staat in kennis van een voorgenomen verstrekking van een bankgarantiefaciliteit met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig een model dat als bijlage bij deze overeenkomst is gevoegd, onder bijvoeging van een kopie van de ontwerp-bankgarantiefaciliteitovereenkomst en van andere bescheiden, genoemd in het model.
  • 2.Indien de verstrekking van de bankgarantiefaciliteit naar het oordeel van de Staat voldoet aan de daarvoor in artikel 3 bedoelde voorwaarden, geldt de goedkeuring op grond van deze overeenkomst voor die bankgarantiefaciliteit. De Staat bericht hierover de financier binnen drie weken na ontvangst van de aanmelding onder vermelding van de omvang, duur en provisie van de garantstelling.
  • 3.De minister kan, in afwijking van het voorstel van de financier, een hoger tarief van de provisies vaststellen indien de door de financier voorgestelde provisies, als bedoeld in artikel 2, leden 2 tot en met 5, naar het oordeel van de minister te laag zijn in relatie tot het risico van de Staat.
  • 4.De goedkeuring wordt afgegeven onder de opschortende voorwaarde dat een dienovereenkomstige, door partijen gesloten overeenkomst aan de Staat wordt overgelegd en dat wordt voldaan aan de in artikel 3 bedoelde voorwaarden. De Staat bericht hierover de financier binnen 35 dagen na ontvangst van de gesloten overeenkomst onder vermelding van de omvang en duur van de garantie.

Artikel 6 Aanmelding en toetsing bankgarantie

  • 1.De financier stelt de Staat in kennis van een voorgenomen afgifte van een bankgarantie met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig een model dat als bijlage bij deze overeenkomst is gevoegd, onder bijvoeging van een kopie van de ontwerpbankgarantie en van andere bescheiden als genoemd in het model.
  • 2.Indien het afgeven van een bankgarantie naar het oordeel van de Staat voldoet aan de daarvoor in artikel 4 bedoelde voorwaarden, geldt de garantstelling op grond van deze overeenkomst voor die bankgarantie. De Staat bericht hierover de financier binnen drie werkdagen na ontvangst van de aanmelding onder vermelding van de omvang, duur en provisie van de garantstelling.

Artikel 7 Beheersverplichtingen ten aanzien van een bankgarantiefaciliteit

  • 1.De financier draagt er voor zorg dat een actief en winstgericht beleid wordt gevoerd voor het afgeven en beheren van bankgaranties, waarbij rekening wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller.
  • 2.De financier draagt er voor zorg dat degenen die met het afgeven of beheren van bankgaranties zijn belast beschikken over de nodige deskundigheid.
  • 3.De financier staat er voor in dat degenen die zijn belast met het afgeven of beheren van bankgaranties en met de bepaling van en het toezicht op het beleid ter zake betrouwbaar zijn.
  • 4.De financier draagt zorg voor een integere bedrijfsvoering en neemt in dat verband de noodzakelijke maatregelen om onder meer strafbare handelingen, verstrengeling van tegenstrijdige belangen en afhankelijkheid van de financier van bepaalde vennoten, aandeelhouders of andere betrokkenen te voorkomen.
  • 5.De Staat kan op verzoek van de financier besluiten om de afdracht van de provisies, bedoeld in artikel 2, tweede tot en met vierde lid, op te schorten in geval dat aannemelijk is dat rekening is en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de verplichtingen van bestaande bankgaranties.
  • 6.De financier verleent slechts gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van verplichtingen voortvloeiende uit de bankgarantiefaciliteitovereenkomst uit hoofde waarvan de gegarandeerde bankgarantie is afgegeven, na voorafgaande toestemming van de Staat.
  • 7.De financier brengt slechts wijzigingen aan in een bankgarantiefaciliteitovereenkomst na voorafgaande toestemming van de Staat. De Staat kan toestemming geven indien de wijziging noodzakelijk is voor de continuïteit van de onderneming waarvoor de bankgarantiefaciliteit is verstrekt en indien rekening is en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de afwikkeling van bestaande bankgaranties.

Artikel 8 Beheersverplichtingen ten aanzien van een bankgarantie

  • 1.De financier verleent slechts gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van verplichtingen voortvloeiende uit een bankgarantie, uit hoofde waarvan een garantstelling is verstrekt, na voorafgaande toestemming van de Staat.
  • 2.De financier brengt slechts wijzigingen aan in een bankgarantie na voorafgaande toestemming van de Staat. De Staat kan toestemming geven indien de wijziging noodzakelijk is voor de continuïteit van de onderneming waarvoor een bankgarantie is afgegeven en indien rekening is en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de afwikkeling van bestaande bankgaranties.
  • 3.De Staat kan op verzoek van de financier besluiten om de afdracht van de provisie, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, op te schorten in geval dat aannemelijk is dat rekening is en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de verplichtingen van bestaande bankgaranties.

Artikel 9 Omzetting van een garantstelling op een bankgarantie naar een garantstelling op een lening

  • 1.Een garantstelling op een bankgarantie kan in een garantstelling op een lening, als bedoeld in artikel 3.13.2 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies, worden gewijzigd indien:
  • a.de financier onder de bankgarantie aan de begunstigde heeft betaald en de ondernemer niet in staat is om de daardoor ontstane vordering van de financier op de ondernemer binnen een termijn van vier weken te voldoen;
  • b.de financier het noodzakelijk acht om de garantstelling van de Staat te handhaven bij de financiering van de vordering die is ontstaan op de ondernemer door betaling aan de begunstigde onder de bankgarantie;
  • c.de financier een overeenkomst als bedoeld in artikel 3.13.7 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies heeft gesloten.
  • 2.Indien een financier een wijziging wil realiseren als bedoeld in het eerste lid, dient de financier een verzoek daartoe in bij de minister.
  • 3.De minister beslist op een verzoek om wijziging binnen 3 weken.
  • 4.De garantstelling op de lening die ontstaat door de wijziging van de garantstelling op een bankgarantie heeft een looptijd van maximaal 4 jaar.
  • 5.De minister geeft goedkeuring aan een verzoek als bedoeld in het tweede lid, indien de wijziging noodzakelijk is voor de continuïteit van de onderneming ten laste waarvan de bankgarantie is afgegeven en indien rekening is en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de afwikkeling van bestaande bankgaranties.
  • 6.Indien naar het oordeel van de financier voldaan is aan de voorwaarden van het eerste lid en de minister desalniettemin geen goedkeuring tot omzetting in een lening geeft, kan de financier een beroep doen op een garantstelling door de staat.

Artikel 10 Financiële verplichtingen

  • 1.De provisie, bedoeld in artikel 2, tweede lid, verschuldigd voor het verstrekken van een bankgarantiefaciliteit, die overeenkomstig de procedure van artikel 5 goedkeuring van de Staat heeft verkregen, wordt bij de financier in rekening gebracht na ontvangst van de gesloten bankgarantiefaciliteitovereenkomst. De eventuele provisie, bedoeld in artikel 2, vierde lid, wordt achteraf per kwartaal met de financier vereffend.
  • 2.Per kwartaal wordt een vierde deel van de periodieke provisie, bedoeld in het eerste lid, berekend, uitgaand van de waarde van de leningen op de eerste dag van het kwartaal. Ieder kalenderjaar wordt in het vierde kwartaal de periodieke provisies met de financier vereffend die over betreffend kalenderjaar berekend is.
  • 3.In afwijking van het tweede lid kan een financier eenmalig en vooraf aangeven de provisie per kwartaal achteraf te willen verrekenen op basis van een controleerbare opgave van de provisieberekening op dagbasis
  • 4.De in het eerste en tweede lid bedoelde provisies zijn verschuldigd voor de duur van de garantstelling of zoveel korter als zich één van de in artikel 12, eerste lid, genoemde omstandigheden voordoet.
  • 5.De minister kan een hoger tarief van de provisie vaststellen indien de door de financier vastgestelde provisies, als bedoeld in artikel 2, leden 2 tot en met 5, naar het oordeel van de minister te laag zijn in relatie tot het risico van de Staat.

Artikel 11 Administratieve- en informatieverstrekkingsverplichtingen

  • 1.De financier draagt er voor zorg dat een administratie wordt gevoerd die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze gegevens kunnen worden afgelezen over de afgiften en het beheer van gegarandeerde bankgaranties en van kapitaal dat zij aan dezelfde ondernemer heeft verstrekt.
  • 2.De financier informeert de Staat binnen acht weken nadat de desbetreffende gebeurtenis heeft plaatsgevonden schriftelijk over wezenlijke wijzigingen in het financieringsbeleid of de organisatie van de financier en over wijzigingen ten aanzien van gegarandeerde bankgaranties, waaronder
  • a.het retourneren van een gegarandeerde bankgarantie voor de einddatum;
  • b.het bereiken van de einddatum van een gegarandeerde bankgarantie;
  • c.het ontvangen (en honoreren) van een claim onder een gegarandeerde bankgarantie;
  • d.de materiële verslechtering van de kredietwaardigheid van de ondernemer.
  • 3.De financier verstrekt de Staat jaarlijks zijn jaarverslag.
  • 4.Desgevraagd verstrekt de financier de Staat gegevens en bescheiden over de afgiften en het beheer van gegarandeerde bankgaranties en van kapitaal dat zij aan dezelfde ondernemer heeft verstrekt, en de jaarrekeningen van de ondernemingen waaraan kapitaal is verstrekt, vergezeld van desbetreffende accountantsverklaringen als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of een mededeling waarom deze ontbreekt, en van de bijbehorende toelichtingen voor het bestuur van de onderneming.
  • 5.De financier doet onverwijld mededeling aan de Staat van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot verlening van surséance van betaling aan hem, een verzoek tot faillietverklaring van hem of een verzoek om ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing te verklaren.

Artikel 12 Reikwijdte garantstelling

  • 1.De financier kan een beroep doen op de garantstelling indien zij op een vordering uit hoofde van een gegarandeerde bankgarantie verwacht verlies te lijden:
  • a.door gehele of gedeeltelijke kwijtschelding door de financier van de vordering die de financier op de ondernemer heeft uit hoofde van een claim onder de bankgarantie;
  • b.door het onvermogen van de ondernemer om de vordering die de financier op de ondernemer heeft uit hoofde van een claim onder de bankgarantie terug te betalen.
  • c.als gevolg van een faillietverklaring, een surséance van betaling of een van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen met betrekking tot de ondernemer waarvoor de bankgarantie is afgegeven;
  • d.bij een in kracht van gewijsde gegane homologatie van een akkoord na de faillietverklaring, na de verlening van surséance van betaling of na het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen met betrekking tot de ondernemer waarvoor de bankgarantie is afgegeven;
  • e.indien de ondernemer een rechtspersoon is, bij ontbinding van de rechtspersoon;
  • f.bij wanbetaling van de ondernemer bij het terug betalen van de vordering die de financier op de ondernemer heeft uit hoofde van een claim onder de bankgarantie.
  • 2.De minister kan het beroep afwijzen of een korting toepassen op het gevraagde bedrag indien in de voorafgaande periode van twaalf maanden meer middelen aan de onderneming zijn onttrokken ten behoeve van derden dan noodzakelijk voor een redelijk te achten bedrijfsvoering, dan wel een verplichting tot een zodanige onttrekking is aangegaan, mits de financier hieraan op enigerlei wijze medewerking heeft verleend.
  • 3.Bij verlies ingevolge gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van een vordering die de financier op de ondernemer heeft uit hoofde van een claim onder de bankgarantie geldt de garantie alleen indien de kwijtschelding noodzakelijk is voor de continuïteit van de onderneming waarvoor de bankgarantie is afgegeven en indien rekening is en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de terugbetaling van bestaande vorderingen die de financier op de ondernemer heeft uit hoofde van een claim onder de bankgarantie, met inachtneming van de eventuele zekerheden die voor de gegarandeerde bankgarantie gelden.
  • 4.Als onvermogen van de ondernemer om de vordering die de financier op de ondernemer heeft uit hoofde van een claim onder de bankgarantie terug te betalen, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt aangemerkt de situatie waarin
  • a.de ondernemer niet in staat is te voldoen aan zijn betalingsverplichtingen;
  • b.aannemelijk is dat de ondernemer in de eerstvolgende jaren niet in staat zal zijn te voldoen aan zijn betalingsverplichtingen; en
  • c.aannemelijk is dat rekening is en wordt gehouden met het belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de terugbetaling van bestaande vorderingen die de financier op de ondernemer heeft uit hoofde van een claim onder de bankgarantie terug te betalen, met inachtneming van de eventuele zekerheden die voor de gegarandeerde bankgarantie gelden.
  • 5.Verlies als gevolg van faillietverklaring, een verlening van surséance van betaling of een van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder c, wordt aanwezig geacht
  • a.voor zover aannemelijk is dat de financier bij het einde van het faillissement, van de surséance onderscheidenlijk van de toepassing van de schuldsaneringsregeling een verlies als bedoeld in het zevende zal leiden;
  • b.mits aannemelijk is dat rekening is gehouden met het belang van de Staat als garantsteller.
  • 6.De minister kan het beroep afwijzen of een korting toepassen op het gevraagde bedrag indien de financier tekort is geschoten bij de naleving van verplichtingen op grond van deze overeenkomst of indien de financier niet kan aantonen die maatregelen te hebben genomen die een redelijk handelend en redelijk bekwaam beheerder zou hebben genomen in het kader van een actief en winstgericht beleid.
  • 7.Het verlies wordt berekend op basis van de waarde van de bankgarantie of, indien het verlies slechts op een deel van de bankgarantie is geleden, het hiermee overeenkomende deel van die waarde, in een voorkomend geval verminderd met:
  • a.in geval van ontbinding: de liquidatie-uitkering; of
  • b.in geval van homologatie van een akkoord als bedoeld in het eerste lid, onder d, de in het kader van het akkoord voor de bankgarantie verrichte uitkering.
  • 8.Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel f, is sprake van wanbetaling wanneer de ondernemer een achterstand heeft van meer dan 90 kalenderdagen in de betaling van een verplichting onder de vordering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f.

Artikel 13 Inroepen van garantstelling en toetsing

  • 1.De financier verzoekt de Staat binnen zes maanden nadat zich de in artikel 12, eerste lid, bedoelde situatie heeft voorgedaan om betaling op grond van de garantie met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig een model dat als bijlage bij deze overeenkomst is gevoegd, onder bijvoeging van de inschrijving in het register van de ontbinding van de rechtspersoon of van de in artikel 12, eerste lid, onder d, bedoelde akkoorden en van andere bescheiden.
  • 2.Indien op grond van de feiten die door de financier aan de Staat zijn medegedeeld blijkt dat sprake is van een verlies als bedoeld in artikel 12, maakt de financier aanspraak op betaling van 50% van het geleden verlies, tenzij de financier in gebreke is gebleven bij de naleving van deze overeenkomst. De Staat bericht hierover de financier binnen dertien weken na ontvangst van het betalingsverzoek onder vermelding van het te betalen bedrag.

Artikel 14 Betalingen

Alle betalingen in verband met deze overeenkomst door de financier geschieden door overmaking van de betreffende bedragen naar rekeningnummer PM PMxxxxx bij de ---bank, ten name van Agentschap NL, onder vermelding van het PM PM---nummer.

Artikel 15 Terugvordering en navordering

  • 1.Reeds uitgekeerde bedragen zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zodra blijkt dat de financier zodanig onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft dat de Staat op een verzoek om betaling een andere beslissing zou hebben genomen, indien hem de juiste gegevens volledig waren verschaft.
  • 2.Indien vanwege een verlies als bedoeld in artikel 12, eerste lid, een uitkering op grond van de gegarandeerde bankgarantie heeft plaatsgevonden, is de financier verplicht 50 procent van de terugbetalingen die na de uitkering worden verricht, uit te betalen aan de Staat.
  • 3.Indien de financier na de uitkering op grond van de gegarandeerde bankgarantie nog opbrengsten ontvangt die de gegarandeerde bankgarantie toekomen, is de financier verplicht 50 procent van deze opbrengsten uit te betalen aan de Staat.

Artikel 15a Verplichting tot uitwinning van zekerheden

  • 1.Indien de financier de garantie inroept en door de Staat een uitkering is gedaan op grond van de garantie voordat alle ten gunste van de financier gevestigde zekerheden zijn uitgewonnen, is de financier gehouden deze zekerheden binnen vijf jaar na de uitkering uit te winnen, op dezelfde wijze als de financier zou hebben gedaan indien de gegarandeerde bankgarantie geheel voor eigen rekening en risico door de financier zou zijn verstrekt.
  • 2.Indien een verzoek om betaling als bedoeld in artikel 13, eerste lid, is ingediend op een moment waarop de uitwinning van de behoeve van de ten gunste van de financier gevestigde zekerheden nog niet is voltooid en ook niet aannemelijk is geworden dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op de vordering die de financier op de ondernemer heeft uit hoofde van een claim onder de bankgarantie, brengt de financier de minister ten minste jaarlijks verslag uit over de voortgang van de uitwinning.
  • 3.De minister kan over het verloop van de uitwinning binnen een door hem te stellen termijn nader gegevens van de financier verlangen.
  • 4.De financier zal, binnen drie maanden nadat alle ten behoeve van ten gunste van de financier gevestigde zekerheden zijn uitgewonnen, aan de minister verslag uitbrengen en de definitieve afrekening ter goedkeuring aan de minister voorleggen.

Artikel 16 Opzegging en wijziging

  • 1.De Staat is gerechtigd deze overeenkomst schriftelijk op te zeggen indien
  • a.de financier tekort schiet bij de nakoming van één van zijn verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst;
  • b.ten aanzien van de financier een verzoek bij de rechtbank is ingediend tot verlening van surseance van betaling, een verzoek tot faillietverklaring of een verzoek tot van toepassing verklaring van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen of een buitengerechtelijk akkoord aan crediteuren wordt aangeboden;
  • c.de financier, in geval deze rechtspersoonlijkheid heeft, is ontbonden;
  • d.de bepalingen in titel 3.14 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies niet langer verenigbaar zijn met de regels van de Europese Gemeenschappen ten aanzien van staatssteun.
  • 2.Een opzegging op grond van het eerste lid, onder a, geschiedt uitsluitend nadat de Staat de financier op de hoogte heeft gesteld van het voornemen tot opzegging en nadat deze in de gelegenheid is gesteld om een tekortschieten dat hersteld kan worden te herstellen binnen een redelijke termijn.
  • 3.Een opzegging in verband met de in het eerste lid, onderdeel b of d, bedoelde omstandigheid heeft geen gevolgen voor de verplichtingen ten aanzien van het afgeven van bankgaranties die voor het tijdstip van de opzegging onder de garantstelling zijn gebracht.
  • 4.De inwerkingtreding van een wijziging van het besluit, of van titel 3.14 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies leidt terzelfder tijd tot een gelijke wijziging van deze overeenkomst.
  • 5.Een wijziging als bedoeld in het vierde lid heeft geen gevolgen ten aanzien van verstrekkingen van bankgaranties die voor het tijdstip van de wijziging onder de garantstelling zijn gebracht of voor bankgaranties die zijn of zullen worden verstrekt uit hoofde van een overeenkomst die is aangegaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van de wijziging.

Artikel 17 Geschillen

  • 1.Ieder geschil ten aanzien van deze overeenkomst zal bij uitsluiting worden voorgelegd aan de daartoe bevoegde rechter in het arrondissement Den Haag.
  • 2.Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.

Artikel 18 Adressering schriftelijke stukken

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst bestemd voor de onder

  • 1gemelde partij worden gericht aanMinisterie van Economische Zaken,Agentschap NL, Juliana van Stolberglaan 3, Den Haag.Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst bestemd voor de onder
  • 2gemelde partij worden gericht aan.....

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze overeenkomst treedt in werking door de ondertekening daarvan door de partijen.

....., ten deze vertegenwoordigd door

  • 1....
  • 2....

Deze overeenkomst is getekend op ..... te Den Haag

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.