- 1
- De afwijzingsgronden, genoemd in artikel 23, onderdelen a tot met h, van het besluit zijn niet van toepassing.
- 2
- De minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie indien:
-
- a.de subsidieaanvrager, indien van toepassing, niet voldoet aan zijn verplichting een energie-audit uit te voeren op grond van artikel 18 van de Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie;
- b.de subsidieaanvrager geen CO2-reductieplan als bedoeld in artikel 4.4.2, tweede lid, heeft overgelegd;
- c.de subsidieaanvrager een CO2-reductieplan heeft overgelegd dat niet voldoet aan de eisen, genoemd in artikel 4.4.8, eerste en tweede lid;
- d.de subsidieaanvrager geen monitoringsrapportage als bedoeld in artikel 4.4.2, derde lid, heeft overgelegd waaruit blijkt dat:
- 1°.ten minste 50 procent van de subsidie is geïnvesteerd in projecten die, naar het oordeel van de minister, leiden tot substantiële reducties van de broeikasgasemissies van de onderneming, of
- 2°.ten minste 30 procent van het elektriciteitsverbruik wordt ingevuld met elektriciteit uit koolstofvrije bronnen;
- e.de subsidieaanvrager een of meer in het CO2-reductieplan vastgestelde investeringen, die overeenkomstig het CO2-reductieplan gepland stonden voor jaar t, niet of gedeeltelijk niet heeft gerealiseerd en geen argument hiervoor heeft aangeleverd dat de minister als valide aanmerkt;
- f.de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op productieprocessen waarbinnen energiedragers worden verwerkt en worden geproduceerd met als doel meer dan 50 procent van de energiedragers te produceren met een fossiele oorsprong.