Responsive image

Bijlage 3.11.1 behorende bij artikel 3.11.8, eerste lid, van de...

Download de app voor meer functionaliteit.

Bijlage 3.11.1 behorende bij artikel 3.11.8, eerste lid, van de...

behorende bij artikel 3.11.8, eerste lid, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

Model voor een bedrijfsborgstellingskredietovereenkomst met één bank

Overeenkomst tussen:

  • 1.De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken en Klimaat;
  • 2......, hierna noemen: de Bank,

Partijen zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Definitiebepalingen

  • 1.De begrippen die in het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies en paragraaf 3.11 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies zijn gedefinieerd hebben in deze overeenkomst de in deze regelingen gegeven betekenis.
  • 2.Voorts wordt in deze overeenkomst verstaan onder:
  • a.bankfaciliteit: krediet of een deel van een krediet waarvoor de Staat niet borg of garant staat:
  • 1°.op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies, Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997, het Besluit borgstelling MKB-kredieten, dan wel de Regeling LNV-subsidies; of
  • 2°.vanwege de overname van de verplichtingen van Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw;
  • b.bank-gelieerde: een rechtspersoon waaraan de Bank direct of indirect meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft of voor het handelen waarvan de Bank volledig aansprakelijk is, en die als Bank-gelieerde is vermeld in artikel 25 van deze overeenkomst;
  • c.bedrijfsborgstellingskrediet: krediet of een deel van een krediet dat overeenkomstig artikel 6 is gemeld;
  • d.de-minimissteun: steun van de overheid die voldoet aan de voorwaarden, vastgesteld in de de-minimis verordening;
  • e.één onderneming: één onderneming of alle ondernemingen die ten minste één van de volgende banden met elkaar onderhouden, waarbij ondernemingen die via één of meer andere ondernemingen één van de onder 1° tot en met 4° bedoelde banden onderhouden, ook als één onderneming worden beschouwd:
  • 1°.één onderneming heeft de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van een andere onderneming;
  • 2°.één onderneming heeft het recht de meerderheid van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een andere onderneming te benoemen of te ontslaan;
  • 3°.één onderneming heeft het recht een overheersende invloed op een andere onderneming uit te oefenen op grond van een met die onderneming gesloten overeenkomst of een bepaling in de statuten van laatstgenoemde onderneming;
  • 4°.één onderneming die aandeelhouder of vennoot is van een andere onderneming, heeft op grond van een met andere aandeelhouders of vennoten van die andere onderneming gesloten overeenkomst als enige zeggenschap over de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van laatstgenoemde onderneming;
  • EIA-energielijst: de lijst met energie-investeringen in de bijlage behorende bij artikel 2 van de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001;
  • groene investering: een investering van ten minste het borgstellingskrediet in:
  • 1°.bedrijfsmiddelen als bedoeld in de EIA-energielijst, al dan niet in combinatie met onlosmakelijk verbonden zaken of activiteiten, voor zover die niet meer dan 50 procent van het investeringsbedrag bedragen; of
  • 2°.de aanpassing of vervanging van bedrijfspanden, niet zijnde commercieel verhuurd vastgoed, naar ten minste energielabel C;
  • f.innovatieve MKB-ondernemer: een MKB-ondernemer ten aanzien waarvan de Bank beschikt over een gewaarmerkte kopie van een verklaring als bedoeld in artikel 23, eerste lid, of artikel 27, eerste lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en waarvan het origineel ten hoogste zestien maanden voor de datum waarop de kredietovereenkomst is gesloten is afgegeven, of een MKB-ondernemer ten aanzien waarvan de Bank beschikt over een advies van de minister waaruit blijkt dat de MKB-ondernemer is aan te merken als een innovatieve MKB-ondernemer;
  • g.krediet: bedrag dat de Bank uit hoofde van een kredietovereenkomst verstrekt of zal verstrekken;
  • h.kredietovereenkomst: overeenkomst uit hoofde waarvan:
  • 1°.de Bank aan een MKB-ondernemer geld ter leen verstrekt of zal verstrekken, of
  • 2°.de MKB-ondernemer tot een bepaald bedrag trekt of zal kunnen trekken op de Bank, of
  • 3°.de Bank tegenover een derde, niet zijnde een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is of een Bank-gelieerde, onherroepelijk een verplichting is aangegaan om ten laste van de MKB-ondernemer aan de derde een of meer betalingen te doen, welke verplichting niet afhankelijk is van voorwaarden op de vervulling waarvan het handelen van de Bank van invloed is;
  • i.minister: de Minister van Economische Zaken en Klimaat;
  • j.starter:
  • 1°.een MKB-ondernemer, die een natuurlijk persoon is en die niet langer dan drie jaar een onderneming in stand houdt;
  • 2°.een vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal, tevens MKB-ondernemer, waarvan de bestuurder een natuurlijk persoon is die ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst direct of indirect de meerderheid van het geplaatst en gestort kapitaal houdt en deze meerderheid niet langer dan drie jaar houdt;
  • k.starters-borgstellingskrediet: bedrijfsborgstellingskrediet dat uitsluitend wordt verstrekt aan een starter;
  • l.uitwinning:
  • 1°.uitwinning door de Bank, naar normaal bankgebruik, van de door de MKB-ondernemer aan de Bank verstrekte zekerheden;
  • 2°.onderhandse verkoop met toestemming van de Bank door de MKB-ondernemer van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer, inning van vorderingen daaronder begrepen; en
  • 3°.executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer;
  • 4°.indien het faillissement van de MKB-ondernemer is uitgesproken of aan hem surseance van betaling is verleend de onderhandse of executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer door of met medewerking van de curator of de bewindvoerder;
  • m.liquiditeitsopslag: een door een financier aan een ondernemer in rekening gebracht percentage van de lening, waarvan de hoogte gelijk is voor alle door de desbetreffende financier op dezelfde dag afgesloten of af te sluiten leningen met dezelfde looptijd. Indien een dergelijk percentage niet beschikbaar is, zal in overleg met de financier een ander redelijk, transparant en verifieerbaar percentage worden vastgesteld.

Artikel 2 Borgstelling

De Staat stelt zich borg ten behoeve van de Bank voor de terugbetaling van bedrijfsborgstellingskredieten die met inachtneming van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies en paragraaf 3.11 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en deze overeenkomst door de Bank worden verstrekt, met dien verstande dat deze borgstelling wordt aangegaan onder de navolgende bedingen.

Artikel 3 Voorwaarden bedrijfsborgstellingsovereenkomst

  • 1.De toepasselijkheid van deze borgstellingsovereenkomst op een krediet of een deel van een krediet kan uitsluitend worden ingeroepen:
  • a.indien het krediet is gemeld als bedoeld in artikel 6;
  • b.indien de door de minister op grond van artikel 3.11.4 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies vastgestelde:
  • 1°.eenmalige provisie, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, door de Bank aan de Staat is betaald binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst, of
  • 2°.afsluitprovisie en jaarlijkse provisie, bedoeld in het derde lid, onderdeel a respectievelijk b, van dat artikel, door de Bank aan de Staat is betaald binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst respectievelijk binnen 35 dagen nadat de factuur voor de jaarlijkse provisie door de Staat aan de Bank is verzonden;
  • c.indien en voor zover door de melding, bedoeld onder a, de som van de in een kalenderjaar gemelde kredieten of delen daarvan de door de minister op grond van artikel 3.11.6, tweede lid, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies met betrekking tot dat kalenderjaar vastgestelde meldingslimiet niet is overschreden;
  • d.indien de natuurlijke persoon die direct of indirect meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan de MKB-ondernemer, niet zijnde een natuurlijke persoon, zich borg heeft gesteld voor de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt, tot aan een bedrag ter grootte van ten minste 25 procent van het bedrijfsborgstellingskrediet met een minimum van € 5.000. In afwijking hiervan geldt voor de MKB-ondernemer die een groene investering doet een bedrag van ten minste 10 procent van het bedrijfsborgstellingskrediet met een minimum van € 5.000;
  • e.indien uit hoofde van de kredietovereenkomst blijkt dat het bedrijfsborgstellingskrediet niet is bestemd en niet wordt gebruikt voor activiteiten die direct verband houden met:
  • 1°.de omvang van de uitvoer naar andere lidstaten van de Europese Unie of derde landen;
  • 2°.het oprichten en exploiteren van een distributienet ten behoeve van de uitvoer, of
  • 3°.andere lopende uitgaven direct verband houdend met activiteiten op het gebied van uitvoer;
  • f.indien het bedrijfsborgstellingskrediet niet meer bedraagt dan het tekort aan zekerheden dat bij de Bank ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst bestaat;
  • g.indien de kredietovereenkomst in schriftelijke vorm is aangegaan;
  • h.indien de bank in de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt een verplichting voor de MKB-ondernemer is opgenomen om alle medewerking te verlenen aan het uitoefenen door de Staat van de in artikel 20, eerste lid, genoemde bevoegdheden;
  • i.indien de Bank in de door haar gesloten borgstellingsovereenkomst met betrekking tot de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verleend een beding ten behoeve van de Staat heeft opgenomen, ertoe strekkende dat de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek niet geldt ten opzichte van de Staat en de Bank geen bedingen heeft opgenomen, ertoe leidende dat:
  • 1°.een borg er zich op zou kunnen beroepen dat de Staat eerst zou moeten worden aangesproken,
  • 2°.een borg zich zou kunnen onttrekken aan toepassing door de Staat van de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek;
  • j.indien door de Bank gelijktijdig met het sluiten van de kredietovereenkomst, uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet aan de MKB-ondernemer wordt verstrekt, met de MKB-ondernemer een kredietovereenkomst is gesloten uit hoofde waarvan de MKB-ondernemer over een bankfaciliteit beschikt, die niet bestemd is en niet gebruikt wordt voor de aflossing van bankfaciliteiten waarover de MKB-ondernemer beschikt bij de Bank of een Bank-gelieerde of aan een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is;
  • k.indien de bankfaciliteit, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, ten minste 100 procent bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet, of,
  • 1°.ten minste 33,3 procent bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet, indien het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking starter was;
  • 2°.ten minste 50 procent bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet indien het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking innovatieve MKB-ondernemer was, of
  • 3°.ten minste 33,3 procent bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet, indien sprake is van een bedrijfsborgstellingskrediet, dat per kalenderjaar het bedrag van € 250.000 niet overschrijdt, indien de Bank bij de melding, bedoeld in artikel 6, heeft aangegeven hiervan gebruik te willen maken;
  • 4°.ten minste 33,3 procent bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet, indien MKB-ondernemer een groene investering doet;
  • l.indien de looptijd van de onder k bedoelde bankfaciliteit ten minste even lang is als de looptijd van het bedrijfsborgstellingskrediet;
  • m.de Bank in de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan de MKB-ondernemer over de bankfaciliteit, bedoeld in onderdeel j, beschikt, een beding heeft opgenomen, waarmee geborgd wordt dat de bankfaciliteit gedurende de gehele looptijd, bedoeld in onderdeel l, ten minste het op grond van onderdeel k van toepassing zijnde percentage van het bedrijfsborgstellingskrediet blijft bedragen.
  • 2.Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen k en m, worden mede in aanmerking genomen de bedragen die een Bank-gelieerde gelijktijdig met de gesloten kredietovereenkomst aan de MKB-ondernemer worden verstrekt, indien de zekerheden van de Bank-gelieerde ter zake van die bedragen mede strekken tot zekerheid van de Bank.

Artikel 4 Criteria voor MKB-ondernemer bij verstrekken bedrijfsborgstellingskrediet

  • 1.Ten tijde van het sluiten van een kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet aan een MKB-ondernemer wordt verstrekt, moet aan de volgende criteria zijn voldaan:
  • a.de MKB-ondernemer:
  • 1°.beschikt over onvoldoende financiële middelen om zijn onderneming op economisch verantwoorde wijze te drijven;
  • 2°.is in Nederland gevestigd en voert daar een substantieel deel van de activiteiten van de onderneming uit;
  • 3°.is geen aanbieder als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet marktordening gezondheidszorg;
  • 4°.houdt geen onderneming in stand waarvan de laatste jaaromzet voor 50 procent of meer is verkregen, of, indien de onderneming nog geen heel jaar is gedreven, waarvan de omzet naar verwachting voor 50 procent of meer zal worden verkregen, uit:
  • de uitoefening van het bank-, verzekerings- of beleggingsbedrijf, of het financieren van een of meer andere ondernemingen, of
  • het verwerven, vervreemden, beheren of exploiteren van onroerende zaken of het ontwikkelen van onroerende zaakprojecten;
  • 5°.houdt geen onderneming in stand die actief is in:
  • de sector visserij en aquacultuur;
  • de primaire productie van landbouwproducten;
  • de sector verwerking en afzet van landbouwproducten in de gevallen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de de-minimis verordening;
  • 6°.houdt geen onderneming in stand:
  • waartegen een collectieve insolventieprocedure loopt of
  • die voldoet aan de criteria om op verzoek van zijn schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen;
  • 7°.beschikt naast het bedrijfsborgstellingskrediet niet over een lening waarvoor de Staat uit hoofde van de Regeling LNV-subsidies of door overname van de verplichtingen van de Stichting Borgstellingsfonds voor de landbouw borg of garant staat;
  • 8°.beschikt niet over een door een andere bank of kredietverstrekker verstrekte kredietfaciliteit, waarvoor de Staat op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies, Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997 of het Besluit borgstelling MKB-kredieten borg staat.
  • b.er is een tekort aan zekerheden bij de MKB-ondernemer, waardoor de Bank naar normaal bankgebruik het krediet niet geheel voor eigen rekening en risico kan verstrekken;
  • c.de rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven van de onderneming zijn bevredigend.
  • 2.In afwijking van het eerste lid voldoet een MKB-ondernemer die actief is in een van het toepassingsgebied van de de-minimis verordening uitgesloten sector, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 5°, wel aan de criteria van de de-minimis verordening, indien:
  • a.de MKB-ondernemer ook actief is in één of meer van de sectoren of andere activiteiten verricht die onder de de-minimis verordening vallen, en
  • b.de financier aan de MKB-ondernemer door middel van de kredietovereenkomst de verplichting oplegt dat:
  • 1°.de MKB-ondernemer het verleende krediet uitsluitend zal gebruiken voor de financiering van de activiteiten die zullen plaatsvinden binnen de sectoren die binnen het toepassingsgebied van de de-minimis verordening vallen, en
  • 2°.de inrichting van de administratie van de MKB-ondernemer zodanig zal zijn dat voor zover de MKB-ondernemer activiteiten verricht die buiten het toepassingsgebied van de de-minimis verordening vallen, deze activiteiten zowel financieel als administratief gescheiden worden uitgevoerd van de activiteiten dat met deze subsidie wordt ondersteund.
  • 3.Het eerste lid, onderdeel a, onder 5°, is niet van toepassing op een MKB-ondernemer die gevestigd is in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

Artikel 5 Voorkomen onrechtmatige staatssteun

  • 1.Ten tijde van het sluiten van een kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet aan een MKB-ondernemer wordt verstrekt, moet voorts aan de volgende criteria zijn voldaan:
  • a.de verlening van de borgstelling leidt er niet toe dat de MKB-ondernemer een bedrag van meer dan € 200.000 aan de-minimissteun ontvangt over de periode van het lopende en de twee voorafgaande fiscale jaren. Indien de onderneming actief is in het goederenvervoer over de weg, geldt een maximum voor dit totaal van € 100.000. Een bedrijfsborgstellingskrediet wordt aangemerkt als de-minimissteun voor 13% van het staatsgegarandeerde deel van het krediet. Bij de bepaling of de verlening van de borgstelling niet leidt tot overschrijding van het desbetreffende maximum wordt rekening gehouden met de-minimissteun die is verleend aan ondernemingen die deel uitmaken van één onderneming;
  • b.De Bank heeft er voor zorg gedragen dat:
  • zij de MKB-ondernemer in kennis heeft gesteld dat hij ingevolge de verstrekking van het bedrijfsborgstellingskrediet steun van de overheid ontvangt ter waarde van 13% van het staatsgegarandeerde deel van het krediet, en dat deze steun wordt aangemerkt als de-minimissteun;
  • de MKB-ondernemer een schriftelijke verklaring heeft afgelegd over de de-minimissteun die hij of, indien hij deel uitmaakt van een groep, deze groep heeft ontvangen in het lopende en de twee voorafgaande fiscale jaren en schriftelijk heeft verklaard dat het totaal van deze de-minimissteun en de de-minimissteun ingevolge de verstrekking van het bedrijfsborgstellingskrediet niet meer bedraagt dan € 200.000 of, indien de onderneming actief is in het goederenvervoer over de weg, niet meer bedraagt dan € 100.000;
  • de MKB-ondernemer schriftelijk heeft verklaard dat, voor zover het ontvangen van de-minimissteun ingevolge de verstrekking van het bedrijfsborgstellingskrediet samen gaat met het ontvangen van staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten, of samen gaat met staatssteun ten behoeve van dezelfde risicofinancieringsmaatregel, dit niet leidt tot een overschrijding van de hoogste toepasselijke steunintensiteit of het hoogste toepasselijke steunbedrag dat in dit geval geldt ingevolge de desbetreffende groepsvrijstellingsverordening of een besluit dat de Commissie heeft vastgesteld.
  • 2.Dit artikel is niet van toepassing op een kredietovereenkomst die wordt gesloten met een MKB-ondernemer die gevestigd is in het openbaar lichaam Bonaire, Sint-Eustatius of Saba.

Artikel 6 Kredietmelding

  • 1.De bank meldt het krediet of het deel van het krediet waarop deze bedrijfsborgstellingsovereenkomst van toepassing is binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst aan de Staat onder de gelijktijdige verstrekking van de door de minister vastgestelde informatie.
  • 2.De minister bevestigt de ontvangst van een melding binnen 35 dagen na ontvangst.
  • 3.Voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, is de volgorde van ontvangst van de meldingen door de minister bepalend.

Artikel 7 Provisie

  • 1.Het tarief van de provisie bedraagt voor een kredietovereenkomst met een MKB-ondernemer dan wel een innovatieve MKB-ondernemer, eenmalig:
  • a.3,90 procent respectievelijk 5,55 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van niet langer dan twee jaar;
  • b.4,25 procent respectievelijk 6,10 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan twee jaar, maar niet langer dan zes jaar, en
  • c.5,85 procent respectievelijk 8,35 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan zes jaar, maar niet langer dan twaalf jaar.
  • 2. In afwijking van het eerste lid, kan in een kredietovereenkomst waarvoor op of na 1 januari 2017 een aanvraag als bedoeld in artikel 3.11.2 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt ingediend, worden gekozen voor een gespreide provisiebetaling, indien deze keuze betrekking heeft op alle bedrijfsborgstellingskredieten die onder de overeenkomst van borgtocht vallen.
  • 3.In afwijking van het eerste lid, bedraagt het tarief voor een kredietovereenkomst met een MKB-ondernemer die een groene investering doet, eenmalig:
  • a.2 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van niet langer dan zes jaar; en
  • b.3 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan zes jaar, maar niet langer dan twaalf jaar.
  • 4.Voor een kredietovereenkomst met een MKB-ondernemer dan wel een innovatieve MKB-ondernemer bestaat de gespreide provisie, bedoeld in het tweede lid, uit:
  • a.een afsluitprovisie van 2,35 procent respectievelijk 3,35 procent voor de afsluiting van de kredietovereenkomst, en
  • b.een jaarlijkse provisie van 0,68 procent respectievelijk 1,03 procent van de door de minister actueel geregistreerde borgstellingsstand op 1 januari van ieder kalenderjaar na de afsluiting van de kredietovereenkomst.
  • 5.Indien het bedrijfsborgstellingskrediet waar de overeenkomst van borgtocht betrekking op heeft voor het einde van de bij de afsluiting van de kredietovereenkomst overeengekomen looptijd is afgelost, bedraagt de hoogte van de te betalen resterende provisie de som van de gespreide provisie die voor de resterende looptijd betaald had moeten worden.
  • 6.Over de wijze van facturering en betaling van de gespreide provisie en resterende provisie, bedoeld in het derde respectievelijk vierde lid, maakt de Bank procesafspraken met de minister
  • 7.Indien overeenkomstig artikel 3, onderdeel b, een provisie is betaald met betrekking tot een kredietovereenkomst en indien het desbetreffende krediet niet is opgenomen vanwege omstandigheden die niet zijn toe te rekenen aan de kredietnemer of aan de Bank, wordt de provisie door de Staat terugbetaald aan de Bank mits de Bank binnen een jaar na het sluiten van de kredietovereenkomst daartoe een verzoek aan de Staat heeft gedaan.

Artikel 8 Maximale omvang van de borgstelling

  • 1.Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt een bedrijfsborgstellingskrediet slechts in aanmerking genomen voor zover door de verstrekking van het bedrijfsborgstellingskrediet het totaal van de bedrijfsborgstellingskredieten, berekend per MKB-ondernemer een bedrag van € 1.500.000 niet overschrijdt.
  • 2.Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt een starters-borgstellingskrediet slechts in aanmerking genomen voor zover door de verstrekking van dit krediet het totaal van de starters-borgstellingskredieten, berekend per MKB-ondernemer een bedrag van € 250.000 niet overschrijdt.
  • 3.Voor de toepassing van het eerste lid wordt een bedrijfsborgstellingskrediet dat is verstrekt aan een andere MKB-ondernemer ten behoeve van een onderneming voor het drijven waarvan de MKB-ondernemer volledig aansprakelijk is, geacht aan de MKB-ondernemer te zijn verstrekt.
  • 4.Voor de toepassing van het eerste lid is de toestand op het tijdstip onmiddellijk na het sluiten van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt bepalend.
  • 5.Voor de toepassing van het eerste lid worden:
  • a.bedrijfsborgstellingskredieten die op een eerder tijdstip overeenkomstig artikel 6 zijn gemeld, slechts voor het met overeenkomstige toepassing van de artikelen 9 en 10 berekende gedeelte van die bedrijfsborgstellingskredieten in aanmerking genomen;
  • b.kredieten, voor zover de Staat daarvoor op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies, Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten, of het Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997 nog borg staat, als bedrijfsborgstellingskredieten in aanmerking genomen.
  • 6.In afwijking van het eerste lid overschrijdt het totaal van de bedrijfsborgstellingskredieten per kalenderjaar een bedrag van € 250.000 niet, indien de Bank heeft aangegeven van de mogelijkheid, bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel k, aanhef en subonderdeel 3°, gebruik te maken.

Artikel 9 Berekening van de omvang en duur van de borgstelling

  • 1.Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt het na toepassing van artikel 8 in aanmerking te nemen bedrijfsborgstellingskrediet na verloop van ieder kalenderkwartaal verminderd met een zodanig vast bedrag, dat het bedrijfsborgstellingskrediet op de laatste datum waarop het moet zijn afgelost, maar uiterlijk na verloop van 6 jaar, nihil bedraagt.
  • 2.Voor de toepassing van het eerste lid geldt in plaats van een periode van ten hoogste zes jaar een periode van ten hoogste twaalf jaar indien:
  • a.het bedrijfsborgstellingskrediet uitsluitend is bestemd voor de betaling van de kosten van de stichting, van de aankoop of van de verbouwing van een onroerende zaak,
  • b.deze onroerende zaak voor ten minste de helft bestemd is te worden gebruikt voor de onderneming van de MKB-ondernemer, en
  • c.de Bank met betrekking tot de onder a bedoelde kosten bankfaciliteiten verstrekt die een bedrag van ten minste 100 procent van de in onderdeel a bedoelde kosten belopen, dan wel, indien sprake is van een starters-borgstellingskrediet of bedrijfsborgstellingskrediet dat per kalenderjaar het bedrag van € 250.000 niet overschrijdt, indien de Bank bij de melding, bedoeld in artikel 6, heeft aangegeven hiervan gebruik te maken, 33,3 procent van dit bedrijfsborgstellingskrediet.
  • 3.Voor de toepassing van het eerste lid geldt in plaats van een periode van ten hoogste zes jaar een periode van ten hoogste twaalf jaar indien de MKB-ondernemer een groene investering doet of het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan een innovatieve MKB-ondernemer.
  • 4.Voor de toepassing van het eerste lid vangt het eerste kalenderkwartaal uiterlijk aan op de eerste dag van het vierde kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten.
  • 5.Voor de toepassing van het eerste lid geldt dat, indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan een innovatieve MKB-ondernemer, het eerste kalenderkwartaal waarin vermindering plaatsvindt uiterlijk aanvangt op de eerste dag van het veertiende kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten.
  • 6.Voor de toepassing van het eerste lid geldt dat, indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt voor de betaling van de kosten van de stichting of verbouwing van een onroerende zaak, het eerste kalenderkwartaal waarin vermindering plaatsvindt uiterlijk aanvangt op de eerste dag van het achtste kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten.
  • 6a.Voor de toepassing van het eerste lid geldt dat, indien de MKB-ondernemer een groene investering doet, het eerste kalenderkwartaal waarin vermindering plaatsvindt uiterlijk aanvangt op de eerste dag van het achtste kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten.
  • 7.De Bank kan de vermindering, bedoeld in het eerste lid, gedurende een periode van ten minste een kalenderkwartaal opschorten indien:
  • a.de Bank voor ten minste de duur van de opschorting uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van het bedrijfsborgstellingskrediet,
  • b.de Bank uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van alle bankfaciliteiten gedurende de duur van de opschorting, dan wel uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van een gedeelte van de bankfaciliteiten, waarbij de som van de aflossingsbedragen ten minste even groot is als de som van de aflossingsbedragen waarvoor de Bank uitstel verleent als bedoeld onder a, of, indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan:
  • 1°.een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking starter was, ten minste 33,3 procent bedraagt van de som van de aflossingsbedragen waarvoor de Bank uitstel verleent als bedoeld onder a;
  • 2°.een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking innovatief MKB-ondernemer was, ten minste 50 procent bedraagt van de som van de aflossingsbedragen waarvoor de Bank uitstel verleent als bedoeld onder a;
  • 3°.een MKB-ondernemer en sprake is van een bedrijfsborgstellingskrediet, dat per kalenderjaar het bedrag van € 250.000 niet overschrijdt, indien de Bank bij de melding, bedoeld in artikel 6, heeft aangegeven hiervan gebruik te willen maken, ten minste 33,3 procent bedraagt van de som van de aflossingsbedragen waarvoor de Bank uitstel verleent als bedoeld onder a, of
  • 4°.een MKB-ondernemer ten behoeve van een groene investering, ten minste 33,3 procent bedraagt van de som van de aflossingsbedragen waarvoor de Bank uitstel verleent als bedoeld onder a, en
  • c.de Bank de opschorting meldt binnen 35 dagen na aanvang van de opschorting onder gelijktijdige verstrekking van de door de minister vastgestelde informatie. De minister bevestigt de melding binnen 35 dagen na ontvangst.
  • 8.De in het zevende lid bedoelde opschorting van de vermindering vindt ten hoogste voor een totaal van acht kalenderkwartalen plaats. De opschorting van de vermindering vindt ten hoogste voor een totaal van twaalf kalenderkwartalen plaats indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan een starter.
  • 9.Indien een bedrijfsborgstellingskrediet wordt aangewend voor herfinanciering van een bedrijfsborgstellingskrediet, dat eerder is gebruikt voor de in het tweede lid, onder a en b genoemde doelen, en tevens is voldaan aan het tweede lid, onder b en c, is de nieuwe periode ten hoogste gelijk aan de periode waarvoor het bedrijfsborgstellingskrediet nog zou hebben gelopen zonder herfinanciering, indien en voor zover deze restperiode meer bedraagt dan zes jaar.
  • 10.Voor de toepassing van het zesde lid wordt onder een onroerende zaak mede begrepen schepen en vliegtuigen, voor zover deze zijn ingeschreven in de registers als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Kadasterwet, alsmede ieder goederenrechtelijk recht dat omvat het uitsluitend gebruik van een onroerende zaak, met inbegrip van bovenbedoelde schepen en vliegtuigen.

Artikel 10 Schorsing vermindering borgstelling

  • 1.De vermindering van de borgstelling, bedoeld in artikel 9, wordt geschorst met ingang van de dag waarop het bedrijfsborgstellingskrediet is opgeëist.
  • 2.In afwijking van het eerste lid wordt de vermindering van de borgstelling pas geschorst door de aanvang van de uitwinning, indien met die uitwinning geen aanvang is gemaakt binnen twee maanden na de dag waartegen het bedrijfsborgstellingskrediet door de Bank is opgeëist.
  • 3.De vermindering van de borgstelling wordt tevens geschorst zolang de MKB-ondernemer in staat van faillissement verkeert of aan hem surseance van betaling is verleend.

Artikel 11 Verzoek om betaling uit hoofde van de bedrijfsborgstellingsovereenkomst

  • 1.De Bank kan, zodra er sprake is van een wanbetaling onder een kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt, een verzoek doen aan de Staat tot betaling uit hoofde van deze borgstellingsovereenkomst. Dit verzoek wordt ingediend in ieder geval binnen negen maanden na de datum waartegen het krediet is opgeëist of, indien dit eerder is, na datum van faillissement.
  • 2.Voor de toepassing van het eerste lid is sprake van wanbetaling wanneer een MKB-ondernemer een achterstand heeft van meer dan 90 kalenderdagen in de betaling van een verplichting onder een kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt.
  • 3.Het verzoek wordt ingediend onder gelijktijdige verstrekking van de door de minister vastgestelde informatie.
  • 4.De minister bevestigt de ontvangst van het verzoek om betaling binnen 35 dagen na de ontvangst en reageert op het verzoek binnen negen maanden na de bevestiging.

Artikel 12 Berekening omvang borgstelling bij uitbetalen

  • 1.De omvang van de borgstelling bedraagt per MKB-ondernemer 90 procent van hetgeen de MKB-ondernemer ten tijde van het overeenkomstig artikel 11 ingediende verzoek uit hoofde van het bedrijfsborgstellingskrediet of de bedrijfsborgstellingskredieten pro resto verschuldigd is, doch
  • a.ten hoogste 90 procent van de met toepassing van de artikelen 8, 9 en 10 berekende omvang van het bedrijfsborgstellingskrediet of de bedrijfsborgstellingskredieten, en
  • b.ten hoogste de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte bankfaciliteiten van de Bank voor de MKB-ondernemer.
  • 2.In afwijking van het eerste lid, onder b, bedraagt de omvang van de borgstelling:
  • a.indien sprake is van een starters-borgstellingskrediet: ten hoogste drie maal de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte bankfaciliteiten van de Bank voor de MKB-ondernemer;
  • b.indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking een innovatieve MKB-ondernemer was: ten hoogste twee maal de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte bankfaciliteiten van de Bank voor de MKB-ondernemer;
  • c.ten hoogste drie maal de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte bankfaciliteiten van de Bank voor de MKB-ondernemer indien sprake is van een bedrijfsborgstellingskrediet als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel k, subonderdeel 3°;
  • d.indien sprake is van een groene investering: ten hoogste drie maal de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte bankfaciliteiten van de Bank voor de MKB-ondernemer;
  • 3.Voor de toepassing van het eerste en tweede lid worden als bankfaciliteiten mede in aanmerking genomen:
  • a.de bedragen die een Bank-gelieerde uit hoofde van een overeenkomst aan de MKB-ondernemer ter leen verstrekt of zal verstrekken, en
  • b.de verplichtingen die een Bank-gelieerde tegenover een derde, niet zijnde een andere Bank-gelieerde of een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is, onherroepelijk is aangegaan om ten laste van de MKB-ondernemer aan de derde een of meer betalingen te doen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel g, 3°, indien de zekerheden van de Bank-gelieerde ter zake van de hiervoor onder a en b bedoelde bedragen en verplichtingen mede strekken tot zekerheid van de Bank.

Artikel 13 Betaling door de Staat

  • 1.De minister betaalt hetgeen de Staat uit hoofde van deze overeenkomst met het oog op de door de Bank in haar verzoek bedoelde bedrijfsborgstellingskrediet verschuldigd is.
  • 2.Voor zover de Bank bij haar verzoek om betaling aannemelijk maakt dat er bijzondere omstandigheden waren die het naar normaal bankgebruik noodzakelijk maakten de andere bankfaciliteiten sterker in omvang terug te brengen dan de bedrijfsborgstellingskredieten, blijft artikel 12, eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid, buiten toepassing.
  • 3.De Staat is niet verplicht tot betaling op het verzoek van de Bank:
  • a.indien de Bank of de Bank-gelieerde niet voldaan heeft aan een verzoek als bedoeld in artikel 20, eerste lid;
  • b.indien de Bank in het kader van het verzoek gegevens heeft verstrekt, waarvan zij wist of behoorde te weten dat deze onjuist of onvolledig waren en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beslissing op het verzoek zou hebben geleid.
  • 4.Betalingen door de Staat aan de Bank en door de Bank aan de Staat geschieden door debitering respectievelijk creditering door de Bank van een rekening die de Bank zal aanhouden ten name van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, met vermelding van ‘verliesdeclaraties’.
  • 5.Over het debet- of creditsaldo van de rekening zal een rente berekend worden gelijk aan de basisrente.

Artikel 14 Inspanningsverplichting tot uitwinning bedrijfsborgstellingskrediet

  • 1.Gedurende vijf jaar nadat de Bank uit hoofde van het bedrijfsborgstellingskrediet door de Staat is betaald, is de Bank gehouden die pogingen in het werk te stellen om namens de Staat het door de Staat betaalde bedrag in te vorderen, die de Bank in het werk zou hebben gesteld indien het krediet voor eigen rekening en risico door de Bank zou zijn verstrekt. De Staat machtigt met het oog hierop de Bank tot invordering bij de kredietnemer van de door deze aan de Staat verschuldigde bedragen.
  • 2.De Bank zendt binnen drie maanden na afloop van de in het eerste lid bedoelde periode de minister een overzicht van de door haar ondernomen activiteiten, waarin de door de minister vastgestelde informatie is opgenomen.

Artikel 15 Verslag voortgang uitwinning bij verzoek om betaling borgstelling

  • 1.Indien een verzoek om betaling als bedoeld in artikel 11 is ingediend op een moment, waarop de uitwinning nog niet is voltooid en ook niet aannemelijk is geworden dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bedrijfsborgstellingskrediet, brengt de Bank de minister ten minste jaarlijks verslag uit over de voortgang van de uitwinning.
  • 2.De minister kan over het verloop van de uitwinning binnen een door hem te stellen termijn nadere gegevens van de Bank verlangen.

Artikel 16 (terug)betalen bedrijfsborgstellingskrediet

  • 1.De Bank betaalt de vanaf het moment van de indiening van een verzoek om betaling als bedoeld in artikel 11 ontvangen opbrengsten die in mindering komen op het bedrijfsborgstellingskrediet binnen twee maanden na ontvangst aan de Staat.
  • 2.Voor zover de opbrengsten na de aanvang van de periode, bedoeld in artikel 14, eerste lid, ontvangen zijn wordt de in het eerste lid bedoelde betalingsverplichting beperkt tot 80 procent van de ontvangen opbrengsten, tenzij opbrengsten ontvangen zijn uit hoofde van uitwinning.
  • 3.De Bank zal de rekening, bedoeld in artikel 13, vierde lid, per de datum van verzending van het verzoek, bedoeld in artikel 11, en binnen twee maanden na die datum, debiteren voor het bedrag waarvoor betaling wordt gevraagd, vermeerderd met een rente over de periode die verstreken is sinds de dag waarop de vermindering, bedoeld in artikel 9, op grond van artikel 10 is geschorst.
  • 4.De Bank zal de rekening op de datum van de reactie van de minister, bedoeld in artikel 11, vierde lid, en binnen twee maanden na die datum crediteren of debiteren voor respectievelijk het voor de Staat positieve of negatieve verschil tussen het bedrag waarvoor de rekening ingevolge het derde lid is gedebiteerd en het door de Staat blijkens de reactie, bedoeld in artikel 11, verschuldigde bedrag, vermeerderd met een over dat verschil te berekenen rente over de periode die is verstreken sinds de creditering of debitering, bedoeld in het derde lid, en de datum waarop de reactie is ontvangen.
  • 5.De rente, bedoeld in het derde en vierde lid, is gelijk aan de zes maands Euribor op het moment van de indiening van een aanvraag als bedoeld in artikel 11, vermeerderd met de door de bank gehanteerde liquiditeitsopslag.

Artikel 17 Voorwaarden schuldregeling bedrijfsborgstellingskrediet

  • 1.De Bank treft geen schuldregeling die inhoudt of mede inhoudt een gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van verplichtingen voortvloeiende uit een kredietovereenkomst, uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt, zonder voorafgaande toestemming van de minister. De minister kan aan zijn toestemming voorwaarden verbinden ten aanzien van de inhoud van een dergelijke regeling.
  • 2.De minister beslist zo spoedig mogelijk op een verzoek om toestemming als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 18 Vervallen verplichtingen van de Staat uit hoofde van deze overeenkomst

  • 1.De verplichtingen van de Staat uit hoofde van deze overeenkomst met betrekking tot een bedrijfsborgstellingskrediet vervallen door schuldvernieuwing, door schuldoverneming en – voor het gedeelte waarin subrogatie plaatsvindt – door subrogatie van derden in de rechten van de Bank met betrekking tot het bedrijfsborgstellingskrediet, al dan niet voorafgegaan door verpanding van het bedrijfsborgstellingskrediet.
  • 2.In afwijking van het eerste lid blijven de verplichtingen van de Staat met betrekking tot een bedrijfsborgstellingskrediet van kracht, indien:
  • a.de MKB-ondernemer aan wie het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt de onderneming en alle voor het drijven van de onderneming bestemde activa en passiva inbrengt of overdraagt aan een door de MKB-ondernemer voor het drijven van die onderneming opgerichte rechtspersoon,
  • b.de Bank met de onder a bedoelde rechtspersoon een overeenkomst sluit als gevolg waarvan die rechtspersoon bij de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verleend de plaats inneemt van de MKB-ondernemer, en
  • c.de MKB-ondernemer zich naast de onder a bedoelde rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de nakoming door die rechtspersoon van de verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst.
  • 3.Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder rechtspersoon mede begrepen twee of meer rechtspersonen, indien die rechtspersonen gezamenlijk voldoen aan de in het tweede lid genoemde voorwaarden en ieder van die rechtspersonen zich hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt.

Artikel 19 Procedure bij aanleveren onjuiste gegevens door Bank

Reeds uitgekeerde bedragen zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zodra de minister blijkt dat de Bank zodanig onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft dat hij op een verzoek om betaling een andere beslissing zou hebben genomen, indien hem de juiste gegevens volledig waren verschaft, of dat de Bank de betalingsverplichting, bedoeld in artikel 16, eerste lid, niet is nagekomen.

Artikel 20 Controle bedrijfsborgstellingskrediet

  • 1.De Bank, en indien toepassing is gegeven aan de artikelen 3, tweede lid, en 12, derde lid, de Bank-gelieerde, en de MKB-ondernemer voldoen aan hetgeen door de minister aangewezen bij zijn ministerie werkzame personen wordt verzocht, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, paragraaf 3.11 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en deze overeenkomst, en met het oog op de nakoming door de Staat van op de Staat rustende internationaalrechtelijke verplichtingen, en voor zover het betrekking heeft op de uit het besluit of deze overeenkomst voortvloeiende zelfstandige verplichtingen van de Bank of de Bank-gelieerde de MKB-ondernemer aan wie het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt of de met deze MKB-ondernemer gesloten kredietovereenkomsten, omtrent:
  • a.het toegang verlenen tot door hen gebruikte plaatsen;
  • b.het verlenen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden;
  • c.het maken van kopieën van de onder b bedoelde gegevens en bescheiden;
  • d.het verlenen van medewerking aan het verstrekken van gegevens door anderen en
  • e.het verstrekken van inlichtingen.
  • 2.Alleen in daartoe aanleiding gevende gevallen zal aan de Bank, of indien toepassing is gegeven aan de artikelen 3, tweede lid, en 12, derde lid, aan de Bank-gelieerde, of aan de MKB-ondernemer, gevraagd worden de in het eerste lid bedoelde inlichtingen ook door haar interne accountant te doen verstrekken.
  • 3.Van de mogelijkheid, genoemd in het eerste lid, aanhef en onder a, zal alleen gebruik worden gemaakt indien een ernstig vermoeden bestaat dat de Bank, de Bank-gelieerde of de MKB-ondernemer onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt.
  • 4.De Bank stelt de minister binnen 35 dagen na kennisname op de hoogte van de volgende feiten en verstrekt daarbij de door de minister vastgestelde informatie:
  • a.vervroegde volledige aflossing van het bedrijfsborgstellingskrediet;
  • b.het door de afdeling ..... van de Bank in beheer nemen van het bedrijfsborgstellingskrediet;
  • c.de verlening van surseance van betaling aan of de faillietverklaring van de MKB-ondernemer;
  • d.opeising van het bedrijfsborgstellingskrediet.
  • 5.De Bank meldt de Staat de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot verlening van surseance van betaling aan de Bank, dan wel een verzoek tot faillietverklaring van de Bank.

Artikel 21 Beheer

  • 1.Tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt en tijdens de uitwinning zal de Bank waken over de belangen van de Staat als borg.
  • 2.De Bank zal er voor zorg dragen dat het bedrijfsborgstellingskrediet niet wordt gebruikt voor de nakoming van verplichtingen van de MKB-ondernemer aan de Bank die het bedrijfsborgstellingskrediet verstrekt, aan een Bank-gelieerde of aan een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is.
  • 3.De Bank zal tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet is verleend in de door haar te sluiten overeenkomsten met allen, niet zijnde de Staat, die zich borg willen stellen voor de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verleend, een beding ten behoeve van de Staat opnemen, ertoe strekkende dat de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek niet geldt ten opzichte van de Staat en de Bank zal geen bedingen opnemen, ertoe leidende dat:
  • a.een borg er zich op zou kunnen beroepen dat de Staat eerst zou moeten worden aangesproken;
  • b.een borg zich zou kunnen onttrekken aan toepassing door de Staat van de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek.
  • 4.De Bank draagt er zorg voor dat de relaties tussen haar en de bij haar onderneming betrokkenen enerzijds, en de ondernemer aan wie een bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt anderzijds transparant zijn.

Artikel 22 Hardheidsclausule

Indien naar het oordeel van de minister de kans dat de toepasselijkheid van deze overeenkomst op een bedrijfsborgstellingskrediet of een deel van een bedrijfsborgstellingskrediet wordt ingeroepen in belangrijke mate wordt verkleind of indien naar het oordeel van de minister aannemelijk is dat daardoor het bedrag waarvoor de toepasselijkheid van deze overeenkomst wordt ingeroepen in belangrijke mate wordt verlaagd, kan de minister voor de toepassing van deze overeenkomst met betrekking tot dat krediet instemmen met een gemotiveerd verzoek van de Bank om afwijking van deze overeenkomst.

Artikel 23 Communicatie

Waar in deze overeenkomst sprake is van een vorm van communicatie geschiedt deze langs elektronische weg. De aanlevering door de Bank kan in afwijking en bij wijze van alternatief en ter keuze van de Bank ook geschieden in schriftelijke vorm en door aanlevering van een fysieke gegevensdrager.

Artikel 24 Overige bepalingen

  • 1.De inwerkingtreding van een wijziging van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies of paragraaf 3.11 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies leidt te zelfder tijd tot een gelijke wijziging van deze overeenkomst.
  • 2.Deze overeenkomst kan worden gewijzigd door een schriftelijke mededeling van de minister aan de Bank.
  • 3.Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd en kan door de minister en de Bank schriftelijk worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van drie hele kalendermaanden.
  • 4.In afwijking van het derde lid kan deze overeenkomst door de minister met onmiddellijke ingang worden ontbonden, indien de Bank in strijd heeft gehandeld met het gestelde in deze overeenkomst.
  • 5.In afwijking van het derde lid kan de Bank deze overeenkomst met onmiddellijke ingang opzeggen binnen een termijn van een maand na publicatie in het Staatsblad van een wijziging van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, publicatie in de Staatscourant van een wijziging van paragraaf 3.11 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies of een schriftelijke mededeling van de minister, inhoudende een wijziging van deze overeenkomst.
  • 6.Deze overeenkomst eindigt van rechtswege door de intrekking van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies of door intrekking van artikel 3.11.2, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies.
  • 7.Wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging van deze overeenkomst heeft geen gevolg ten aanzien van bedrijfsborgstellingskredieten, welke ten tijde van de inwerkingtreding van de wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging overeenkomstig artikel 3 zijn gemeld en ten aanzien van bedrijfsborgstellingskredieten die zijn of zullen worden verstrekt uit hoofde van een kredietovereenkomst die is aangegaan voor de inwerkingtreding van de wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging.
  • 8.Het zevende lid is niet van toepassing ten aanzien van de wijziging van artikel 5 ingevolge de Regeling van de Minister van Economische Zaken van 3 september 2009, nr. WJZ/9155298, tot wijziging van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen ten aanzien van de opschortingsvoorwaarden voor borgstelling van MKB-kredieten (Stcrt. 2009, 13666).
  • 9.Onverminderd het achtste lid, is het zevende lid ten aanzien van de wijzigingen van de artikelen 11, 13 en 16 ingevolge de Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 9 februari 2021, nr. WJZ/ 20257211, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies in verband met aanpassing van de garant- en borgstellingsmodules aan Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176) (Stcrt. 2021, 6766) niet van toepassing op bedrijfsborgstellingskredieten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel k, subonderdeel 5°, welke ten tijde van de inwerkingtreding van deze wijzigingen overeenkomstig artikel 3 zijn gemeld en op bedrijfsborgstellingskredieten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel k, subonderdeel 5°, die zijn of zullen worden verstrekt uit hoofde van een kredietovereenkomst die is aangegaan voor de inwerkingtreding van deze wijzigingen.
  • 10.Als het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies en artikel 3.11.2, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies gelijktijdig worden ingetrokken en vervangen door materieel identieke wettelijke voorschriften in een andere algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling dan is het zesde lid niet van toepassing.

Artikel 25 Bank-gelieerde

Bank-gelieerde in de zin van artikel 1, tweede lid, onder a, van deze overeenkomst is (zijn):

  • a.(...) .....
  • b.(...enz.)

Getekend te ’s-Gravenhage op .....

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

(naam en functie vertegenwoordigers Bank)

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.