- 1
- Voor subsidie komen de investeringskosten, bedoeld in artikel 46, vijfde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening in aanmerking.
- 2
- In aanvulling op het eerste lid komen voor subsidie alleen de kosten in aanmerking voor zover deze betrekking hebben op investeringen:
-
- a.in het warmtenet ten behoeve van levering van warmte aan kleinverbruikers-aansluitingen in de bestaande bouw; en
- b.in het warmtenet tot aan een blokaansluiting.
- 3
- In geval van een gecombineerd project waarbij een efficiënt warmtenet wordt aangelegd ten behoeve van zowel kleinverbruikers-aansluitingen in bestaande bouw als grootverbruikers-aansluitingen en/ of nieuwbouw, worden de subsidiabele kosten per onderdeel van het warmtenet als volgt bepaald:
- Waarbij per onderdeel van het warmtenet geldt dat:
- Ka de subsidiabele kosten van dat onderdeel zijn;
- Pkv het benodigde vermogen voor de warmtelevering aan kleinverbruikers-aansluitingen dat via dat onderdeel geleverd wordt, is vastgesteld op 6 kW;
- Pbv het benodigde vermogen voor de warmtelevering aan blokaansluitingen dat via dat onderdeel geleverd wordt, is;
- Po het benodigde vermogen voor de warmtelevering aan grootverbruikers en / of nieuwbouw dat via dat onderdeel geleverd wordt, is;
- Kt de totale kosten van dat onderdeel zijn.
- 4
- De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:
-
- a.kosten ten behoeve van investeringen in een warmtebron, warmteopslag, warmtepomp, een binneninstallatie of een inpandig leidingstelsel; en
- b.kosten die niet te activeren zijn en rechtstreeks in de winst- en verliesrekening worden verantwoord.
- 5
- Voor de berekening van de subsidiabele kosten is de vaste-uurtarief-systematiek, bedoeld in artikel 14 van het besluit, aangewezen. Het vast uurtarief bedraagt € 60,–.