Responsive image

Bijlage 2.2.1 behorende bij artikel 2.2.6, onderdeel a, onder 2°....

Download de app voor meer functionaliteit.

Bijlage 2.2.1 behorende bij artikel 2.2.6, onderdeel a, onder 2°....

behorende bij artikel 2.2.6, onderdeel a, onder 2°. van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (minimale reductiepercentages voor broeikasgasemissies of stalemissies per dierlijke sector of diercategorie vanuit het stalsysteem)

1 Algemeen

In paragraaf 2 van deze bijlage zijn de reductiepercentages weergegeven, die minimaal per dierlijke sector of onderliggende diercategorie bereikt moeten worden om in aanmerking te komen voor subsidie op grond van de subsidiemodule Investering in niet-bewezen innovaties (hierna: de innovatiemodule), opgenomen in paragraaf 2.2.2 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (zie ook artikel 2.2.6, onderdeel a, onder 2°).

De reductiepercentages die door investeringen in stalsystemen moeten worden behaald, worden gemeten ten opzichte van zogenaamde referentiewaarden per soort emissie per dierlijke sector of onderliggende diercategorie vanuit stalsystemen. De reductiepercentages van ammoniak, geur en fijnstof die door middel van managementmaatregelen moeten worden behaald, worden gemeten ten opzichte van de emissiefactoren die in de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) staan voor het type huisvestingssysteem waarin de managementmaatregelen worden onderzocht. Deze referentiewaarden zijn opgenomen in paragraaf 3 van deze bijlage.

2 Minimale brongerichte reductiepercentages per soort emissie per dierlijke sector of diercategorie vanuit stalsystemen

In deze paragraaf zijn de reductiepercentages weergegeven, die minimaal brongericht bereikt moeten worden om in aanmerking te komen voor subsidie op grond van de innovatiemodule. Indien deze percentages niet behaald worden, wordt de subsidie afgewezen op grond van artikel 2.2.6, onderdeel a, onder 2°. Voor alle veehouderijsectoren of diercategorieën is het uitgangspunt dat het innovatieproject betrekking heeft op investeringen, managementmaatregelen of een combinatie hiervan die leiden tot integrale brongerichte verduurzaming (lees: brongerichte maatregelen die gerealiseerd worden om de gestelde emissiereductie te behalen). Uitsluitend onderzoek naar en het gebruik van deze investeringen of managementmaatregelen komt voor subsidie in aanmerking en moet minimaal leiden tot de reductiepercentages per dierlijke sector of diercategorie zoals opgenomen in de tabel van paragraaf 2.1 respectievelijk 2.2.

Deze reductiepercentages kunnen in de toekomst gewijzigd worden, afhankelijk van mogelijke bijstelling van reductiedoelen.

2.1 Minimale reductiepercentages per dierlijke sector of diercategorie te realiseren via investeringen, eventueel in combinatie met managementmaatregelen.

In deze tabel zijn de minimale reductiepercentages per dierlijke sector of diercategorie opgenomen die gerealiseerd moeten worden door het onderzoek naar en het gebruik van investeringen, die (eventueel in combinatie met managementmaatregelen), leiden tot brongerichte verduurzaming.

Dierlijke sector /diercategorie

Methaan-reductie

Ammoniak-reductie

Geur-reductie

Fijnstofreductie

Varkens

50%

70%

25%

25%

Dragende zeugen

50%

60%

25%

25%

Melkgeiten**

50%*

25%

25%

nog n.v.t.

Melkvee

50%*

50%

n.v.t.

n.v.t.

Vleeskalveren

50%*

50%

25%

n.v.t.

Leghennen***

10%

50%

25%

40%

Vleeskuikens***

10%

50%

25%

50%

Vleeskuikenouderdieren***

10%

60%

25%

40%

* De genoemde methaan-reductie van minimaal 50% bij melkvee, kalveren en geiten is gebaseerd op emissies die vrijkomen uit mest. Rekening houdend met de enterische methaanemissie betekent dit dat op stalsysteemniveau een reductie van minimaal 12,5% gerealiseerd moet worden. Het uitgangspunt is namelijk dat 25% van de methaan uit mest komt en 75% van de methaan enterisch is. Om een reductie van 12,5% op stalsysteemniveau te bereiken mag ook gebruik gemaakt worden van maatregelen die zich richten op de reductie van enterisch methaan.

** Voor de melkgeitenhouderij gelden de reductiepercentages uitsluitend voor de stalsystemen exclusief de mestopslag in afwachting van het onderzoeksproject Veehouderij en Gezondheid Omwonenden 3 (VGO 3) (Noot 1: Kamerbrief van 9 maart 2021 over Voortgang onderzoek Veehouderij en Gezondheid Omwonenden.).

*** Voor de grondhuisvesting van vleeskuikens, leghennen en vleeskuikenouderdieren zijn referentiewaarden beschikbaar en kunnen de minimale emissiereductiepercentages worden vastgesteld voor ammoniak, methaan, geur en fijnstof (zie paragraaf 4 van deze bijlage).

2.2 Minimale reductiepercentages per dierlijke sector of diercategorie te realiseren via managementmaatregelen

In deze tabel zijn de minimale reductiepercentages per dierlijke sector of diercategorie opgenomen die gerealiseerd moeten worden door het onderzoek naar en het gebruik van managementmaatregelen die leiden tot brongerichte verduurzaming.

Dierlijke sector /diercategorie

Methaan-reductie

Ammoniak-reductie

Geur-reductie

Fijnstof-reductie

Varkens

n.v.t.

10%

10%

10%

Melkvee

10%*

20%

n.v.t.

n.v.t.

* De genoemde reductie van minimaal 10% bij melkvee moet gerealiseerd worden door middel van onderzoek naar en het gebruik van managementmaatregelen voor methaan. Hierbij kan het gaan om zowel managementmaatregelen voor enterisch methaan als methaan uit mest.

3 Referentiewaarden per soort emissie per soort diercategorie vanuit stalsystemen

De reductiepercentages die zijn opgenomen in voormelde tabellen van deze bijlage behelzen een reductie ten opzichte van bepaalde referentiewaarden. Deze referentiewaarden betreffen de hoogte van de emissie die zonder investeringen en managementmaatregelen vanuit het stalsysteem voortkomt.

3.1 Referentiewaarden voor methaan

Voor methaan worden de volgende referentiewaarden gehanteerd: (Noot 2: De referentiewaarden genoemd onder b, c en d zijn gebaseerd op de voorlopige getallen van een klimaatonderzoek van Wageningen University & Research (WUR) dat in 2021 gepubliceerd wordt.)

  • a)Varkens (Noot 3: Mosquera, J. en J.M.G. Hol, 2012. Emissiefactoren methaan, lachgas en PM2,5 voor stalsystemen, inclusief toelichting, Livestock Research, Wageningen UR, Rapport 496. Referentiestallen gelijk verondersteld aan categorie overige huisvesting-categorieën.):
  • Biggen: 1,8 kg CH4 per jaar per dierplaats;
  • Kraamzeugen: 23,3 kg per jaar per dierplaats;
  • Guste/dragende zeugen: 23,3 kg per jaar per dierplaats;
  • Vleesvarkens: 15,7 kg per jaar per dierplaats;
  • b)Melkgeiten: 27 kg CH4/jaar per dierplaats;
  • c)Melkvee: 186 kg CH4/jaar per dierplaats;
  • d)Vleeskalveren: 62 kg CH4/jaar per dierplaats;
  • e)Leghennen: 0,03 kg CH4/jaar per dierplaats
  • f)Vleeskuikens: 0,004 kg CH4/jaar per dierplaats
  • g)Vleeskuikenouderdieren: 0,07 kg CH4/jaar per dierplaats

3.2 Referentiewaarden ammoniak

Voor de reductie van ammoniak wordt uitgegaan van de referentiewaarden zoals deze op het moment van aanvang van de openstellingsperiode gelden voor melkvee, vleeskalveren en varkens op grond van de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav). Voor melkgeiten is de referentie gebaseerd op de voorlopige getallen van een klimaatonderzoek van Wageningen University & Research (WUR) dat in het najaar van 2021 gepubliceerd wordt. Dit betekent dat voor ammoniak de volgende referentiewaarden worden gehanteerd:

  • Varkens: Rav codes D1.1.100, D1.2.100, D1.3.100, D1.3.101, D2.100 en D3.100;
  • Melkgeiten: 3,4 kg NH3 per jaar per dierplaats (Noot 4: Deze referentie is gebaseerd op de voorlopige getallen van klimaatonderzoek van Wageningen University & Research (WUR) dat in 2021 gepubliceerd wordt.);
  • Melkvee: Rav code A1.100;
  • Vleeskalveren: Rav code A4.100;
  • Leghennen: Rav code E2.100;
  • Vleeskuikens: Rav code E5.100;
  • Vleeskuikenouderdieren: Rav code E4.100.

3.3 Referentiewaarden voor geur

Voor de reductie van geur wordt uitgegaan van de referentiewaarden zoals deze op het moment van aanvang van de openstellingsperiode gelden voor vleeskalveren, geiten en varkens op grond van de Regeling Geurhinder en veehouderij (Rgv). Dit betekent dat voor geur de volgende referentiewaarden worden gehanteerd:

  • Varkens: de Rgv codes D1.1, D1.2, D1.3, D2 en D3;
  • Melkgeiten: de Rgv codes C1, C2 en C3;
  • Vleeskalveren: Rgv code A4;
  • Leghennen: Rgv code E2.100;
  • Vleeskuikens: Rgv code E5.100;
  • Vleeskuikenouderdieren: Rgv code E4.100.

3.4 Referentiewaarden voor fijnstof

Voor de reductie van fijnstof wordt uitgegaan van de referentiewaarden zoals deze op het moment van aanvang van de openstellingsperiode voor varkens gelden op grond van de fijnstoflijst. Dit betekent dat voor fijnstof de volgende referentiewaarden worden gehanteerd:

  • Varkens: codes D1.1.100, D1.2.100, D1.3.100 en D1.3.101;
  • Leghennen: codes E2.100;
  • Vleeskuikens: codes E5.100;
  • Vleeskuikenouderdieren: codes E4.100.

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.