- 1
- De werknemer of de daarmede gelijkgestelde, die tijdvakken van verzekering of daarmede gelijkgestelde tijdvakken heeft vervuld krachtens de wettelijke regeling van één der Verdragsluitende Partijen en zich naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij begeeft, heeft voor zichzelf en voor zijn gezinsleden, die zich op dat grondgebied bevinden, recht op uitkeringen en verstrekkingen als voorzien in de wettelijke regeling van deze Verdragsluitende Partij, mits hij:
-
- a.arbeidsgeschikt was bij zijn laatste aankomst op het grondgebied van deze Partij;
- b.onderworpen was aan de verplichte verzekering na zijn laatste aankomst op genoemd grondgebied;
- c.voldoet aan de door de wettelijke regeling van deze Verdragsluitende Partij gestelde voorwaarden, de in het vorige artikel bedoelde samentelling van tijdvakken in aanmerking genomen.
- 2
- Indien in de in het eerste lid van dit artikel bedoelde gevallen de werknemer of de daarmede gelijkgestelde niet aan de in de alinea's a, b en c van dat lid vermelde voorwaarden voldoet en wanneer bedoelde werknemer nog recht op uitkeringen of verstrekkingen ingevolge de wettelijke regeling van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan hij het laatst verzekerd was, voordat hij van woonplaats veranderde, zou hebben, indien hij zich op laatstbedoeld grondgebied bevond, behoudt hij dat recht gedurende een tijdvak van 21 dagen te rekenen van de laatste dag waarop hij aan de verplichte verzekering van die Partij onderworpen was. Het orgaan van laatstbedoelde Partij kan het orgaan van de woonplaats verzoeken de verstrekkingen te verlenen overeenkomstig de wettelijke regeling, toegepast door laatstgenoemd orgaan.