Wanneer de eiser, na de instelling van een vordering krachtens deze afdeling, gedurende honderdtachtig opeenvolgende dagen of gedurende een door de partijen bij het geschil overeengekomen periode geen procedurele maatregelen heeft genomen, wordt hij geacht zijn vordering te hebben ingetrokken en afstand van instantie te hebben gedaan. Op verzoek van de verweerder en na kennisgeving aan de partijen bij het geschil neemt het Gerecht middels een beschikking akte van de afstand van instantie en beslist het over de kosten. Nadat een dergelijke beschikking is gegeven, is het Gerecht niet langer bevoegd. De eiser kan vervolgens geen vordering betreffende dezelfde aangelegenheid instellen.