- 1
- De verweerder stemt in met de instelling van een vordering overeenkomstig deze afdeling.
- 2
- De eiser verleent zijn instemming overeenkomstig de in deze afdeling vastgestelde procedures op het tijdstip waarop hij een vordering op grond van artikel 3.33 (Instelling van vordering) instelt.
- 3
- Voor de instemming op grond van de leden 1 en 2 is vereist dat:
-
- a.de partijen bij het geschil een uitspraak op grond van deze afdeling niet ten uitvoer leggen alvorens die definitief is geworden overeenkomstig artikel 3.55 (Definitieve uitspraak); en
- b.de partijen bij het geschil bij een interne of internationale gerechtelijke instantie niet in hoger beroep gaan tegen of niet verzoeken om toetsing van, vernietiging van, nietigverklaring van, herziening van of inleiding van een andere soortgelijke procedure met betrekking tot een uitspraak op grond van deze afdeling (Noot 23): Voor alle duidelijkheid: dit punt is van toepassing in samenhang met artikel 3.57 (Tenuitvoerlegging van definitieve uitspraken).).
- 4
- De instemming op grond van de leden 1 en 2 wordt geacht te voldoen aan de vereisten van:
-
- a.artikel 25 van het Icsid-Verdrag en de Icsid-bepalingen betreffende aanvullende mogelijkheden, wat de schriftelijke instemming van de partijen bij het geschil betreft; en
- b.artikel II van het Verdrag van New York van 1958, wat een schriftelijke overeenkomst betreft.