- 1
- De partijen, die hun nationale, regionale en internationale verplichtingen nakomen en bevorderen, komen overeen dat hun samenwerkingsactiviteiten dienen bij te dragen tot grotere bescherming en bevordering van de rechten en fundamentele vrijheden van inheemse volkeren, zoals erkend door de Verklaring van de Verenigde Naties inzake de rechten van inheemse volkeren. Deze samenwerkingsactiviteiten dragen tevens bij tot versterking en bevordering van de mensenrechten en fundamentele vrijheden van personen die behoren tot minderheden en etnische groepen.
- 2
- Speciale aandacht moet uitgaan naar armoedevermindering en de strijd tegen ongelijkheid, uitsluiting en discriminatie. De ontwikkeling van samenwerkingsactiviteiten dient, overeenkomstig de nationale en internationale verplichtingen van de partijen, te worden gericht naar de relevante internationale documenten en instrumenten met betrekking tot de rechten van inheemse volkeren, zoals Resolutie 59/174 van de Verenigde Naties inzake het tweede decennium voor „s werelds inheemse volkeren en Verdrag 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie over inheemse volkeren en stammen in onafhankelijke staten, zoals geratificeerd.
- 3
- De partijen komen verder overeen dat de samenwerkingsactiviteiten stelselmatig rekening houden met de sociale, economische en culturele identiteiten van deze volkeren en, waar nodig, voor effectieve deelname aan de samenwerkingsactiviteiten zorgen, met name op die gebieden die van groot belang voor hen zijn, zoals duurzaam beheer en gebruik van de grond en de natuurlijke hulpbronnen, het milieu, onderwijs, gezondheid, erfgoed en culturele identiteit.
- 4
- De samenwerking dient bij te dragen tot de bevordering van de ontwikkeling van inheemse volkeren. De samenwerking dient tevens bij te dragen tot de bevordering van de ontwikkeling van personen die tot organisaties van minderheden en etnische groepen behoren. Een dergelijke samenwerking verbetert ook hun capaciteiten op het gebied van onderhandelingen, bestuur en beheer.