- 1
- De partijen herbevestigen hun respect voor elkaars respectieve grondwetten (Noot 42): Voor de EU-partij betreft dit de grondwetten van de lidstaten van de Europese Unie, het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Handvest van de fundamentele rechten van de Europese Unie.) en voor hun rechten op grond daarvan om regels vast te stellen om hun eigen prioriteiten voor duurzame ontwikkeling te bepalen, om eigen niveaus van nationale milieu- en sociale bescherming in te stellen, en om dienovereenkomstig relevante wetten en beleidsmaatregelen vast te stellen of te wijzigen.
- 2
- Elke partij streeft ernaar te waarborgen dat haar wetgeving en beleid voorzien in een hoog beschermingsniveau voor milieu en werknemers, en dit bevorderen, zoals passend bij haar respectieve sociale, ecologische en economische omstandigheden en in overeenstemming met de in de artikelen 286 en 287 genoemde internationaal erkende normen en overeenkomsten waarbij zij partij is, en streeft naar een voortdurende verbetering van die wetgeving en dat beleid, op voorwaarde dat deze niet zodanig worden toegepast dat zij een middel tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie tussen de partijen of een verkapte beperking van de internationale handel vormen.