- 1
- De partijen komen overeen dat de politieke dialoog alle aspecten van wederzijds belang op regionaal dan wel internationaal niveau betreft.
- 2
- De politieke dialoog tussen de partijen maakt de weg vrij voor nieuwe initiatieven ten behoeve van gemeenschappelijke doelstellingen en voor het vaststellen van gemeenschappelijke standpunten op terreinen als: regionale integratie; de rechtsstaat; goed bestuur; democratie; mensenrechten; bevordering en bescherming van de rechten en fundamentele vrijheden van inheemse volkeren en personen, zoals erkend door de Verklaring van de Verenigde Naties inzake de Rechten van Inheemse Volkeren; gelijke kansen en gendergelijkheid; de structuur en oriëntatie van internationale samenwerking; migratie; armoedebestrijding en sociale cohesie; fundamentele arbeidsnormen; bescherming van het milieu en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen; regionale veiligheid en stabiliteit, met inbegrip van de strijd tegen onveiligheid van burgers; corruptie; drugs; transnationale georganiseerde misdaad; de handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor; de strijd tegen terrorisme; het voorkomen en vreedzaam oplossen van conflicten.
- 3
- De dialoog op grond van deel II omvat overeenkomstig de internationale verbintenissen van de partijen tevens de internationale verdragen inzake mensenrechten, goed bestuur, fundamentele arbeidsnormen en het milieu, en richt zich in het bijzonder op de effectieve uitvoering daarvan.
- 4
- De partijen kunnen op elk moment overeenkomen een extra onderwerp als terrein voor politieke dialoog toe te voegen.