De partijen komen overeen dat voor de berekening van de beschermingstermijn van de rechten van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties de in artikel 14 van het Verdrag van Rome vastgestelde bepalingen gelden, met dien verstande dat de minimumduur van de in artikel 14 van het Verdrag van Rome vastgestelde beschermingstermijnen vijftig jaar bedraagt.