- 1
- De ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen, stellen in het reis- en identiteitspapier van een vreemdeling aantekeningen omtrent:
-
- a.aanmelding of vervoeging bij de korpschef;
- b.de woon- of verblijfplaats binnen Nederland en vertrek naar het buitenland;
- c.het opleggen van een individuele verplichting tot periodieke aanmelding overeenkomstig artikel 54, derde lid, van de Wet;
- d.het beperken van de vrijheid van beweging overeenkomstig artikel 56 van de Wet;
- e.vertrek of uitzetting uit Nederland;
- f.ongewenstverklaring;
- g.de datum en plaats van inreis in Nederland, en
- h.vervallen door vernummering;
- i.vervallen door vernummering;
- j.het inreisverbod.
- 2
- Elke doorhaling of vervallenverklaring van een in het reis- of identiteitspapier van een vreemdeling gestelde aantekening wordt door de ambtenaar die de doorhaling of vervallenverklaring verricht, gedateerd en van diens paraaf voorzien.
- 3
- In afwijking van het eerste lid kan een aantekening op een aan de vreemdeling te verstrekken afzonderlijk inlegblad worden gesteld, indien:
-
- a.het reis- of identiteitspapier van de vreemdeling zich niet voor het stellen van een zodanige aantekening leent;
- b.de vreemdeling houder is van een buitenlands vreemdelingen- of vluchtelingenpaspoort;
- c.de vreemdeling geen geldig document voor grensoverschrijding heeft, of
- d.de vreemdeling houder is van een document als bedoeld in artikel 4.21, eerste lid, onder a, b, c of d, en niet in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding.