- 1
- De aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de Europese blauwe kaart kan worden afgewezen, indien de houder niet voldoet aan de voorwaarden voor verlening van die kaart, zoals opgenomen in artikel 3.30b, met uitzondering van het eerste lid, onder e.
- 2
- In afwijking van het eerste lid, onder a, wordt de aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de Europese blauwe kaart niet met toepassing van artikel 18, eerste lid, onder d, van de Wet afgewezen op de grond dat de houder werkloos is, tenzij deze:
-
- a.langer dan drie achtereenvolgende maanden werkloos is;
- b.tijdens de geldigheidsduur van de Europese blauwe kaart eerder werkloos is geweest, of
- c.een uitkering krachtens de Participatiewet heeft aangevraagd.
- 3
- De aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de Europese blauwe kaart wordt niet met toepassing van artikel 18, eerste lid, onder f, van de Wet, afgewezen op grond van werkloosheid als bedoeld in het tweede lid, onder a of b.
- 4
- Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de toepassing van het eerste en tweede lid.