Aan de vreemdeling die aannemelijk heeft gemaakt dat hij verdragsvluchteling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder a, van de Wet is, kan verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van die toelatingsgrond slechts worden geweigerd, indien:
- a.er goede redenen bestaan om de vreemdeling te beschouwen als een gevaar voor de nationale veiligheid; of
- b.de vreemdeling bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis veroordeeld is voor een bijzonder ernstig misdrijf en een gevaar vormt voor de gemeenschap.