Met betrekking tot het achtste lid, letter k, van artikel 26 (Beperkingen van Voordelen).
Wanneer een rechtspersoon die inwoner is van een van de Staten en gerechtigd is tot de voordelen op grond van artikel 26 (Beperkingen van Voordelen), zeggenschap verwerft in een rechtspersoon die inwoner is van een derde Staat, die op haar beurt zeggenschap heeft in een tweede rechtspersoon die inwoner is van de eerstbedoelde Staat, zou die tweede rechtspersoon als gevolg van de bepaling van het achtste lid, letter k, van artikel 26 niet gerechtigd kunnen zijn tot de voordelen van de Overeenkomst ten aanzien van voordelen uit bronnen uit die andere Staat. Het is wel te verstaan dat de bevoegde autoriteiten van de andere Staat in deze omstandigheden bij het beoordelen van een verzoek om toekenning van de voordelen van de Overeenkomst op grond van het zevende lid van artikel 26 (Beperkingen van Voordelen) een reorganisatieplan dat wordt voorgelegd door de tweede rechtspersoon die inwoner is van de eerstbedoelde Staat in welwillende overweging zullen nemen indien zulk een plan ertoe zou leiden dat de tweede rechtspersoon binnen een redelijke overgangsperiode recht krijgt op de voordelen van de Overeenkomst (vast te stellen zonder rekening te houden met het zevende lid van artikel 26 (Beperkingen van Voordelen)).