Met betrekking tot het tweede lid en het vierde lid van artikel 10 (Dividenden).
Het is wel te verstaan dat een uiteindelijke gerechtigde van de dividenden, die depotbewijzen of trustcertificaten houdt, welke het bezit als uiteindelijke gerechtigde van de aandelen in plaats van aandelen zelf in het desbetreffende lichaam aantonen, ook een beroep kan doen op de voordelen van het tweede lid, letter a, van artikel 10 (Dividenden). Bovendien is het wel te verstaan, dat ingeval een persoon aandelen (of andere rechten waarvan de voordelen voor de belastingheffing op dezelfde wijze worden behandeld als inkomsten uit aandelen) uitleent, waarbij de lener zich verplicht tot het betalen van een bedrag gelijk aan enig uitgekeerd dividend ten aanzien van de aandelen of andere uitgeleende rechten gedurende de looptijd van die lening, zulk een persoon met het oog op de toepassing van artikel 10 (Dividenden) voor elk zodanig bedrag wordt behandeld als de uiteindelijke gerechtigde van de betaalde dividenden ten aanzien van zulke aandelen of andere rechten.