Met betrekking tot het tweede lid, letter h, van artikel 26 (Beperkingen van Voordelen).
Het is wel te verstaan dat bij het behandelen van een activiteit die verricht wordt in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap als verricht in Nederland op grond van het tweede lid, letter h, van artikel 26 (Beperkingen van Voordelen) (en onderworpen aan de daarin opgenomen beperkingen) de activiteit in die andere staat kan worden verricht door iedere persoon van wie, wanneer deze zulk een activiteit in Nederland zou hebben verricht, een evenredig deel van die activiteit zou worden toegerekend aan de inwoner van Nederland, die beschouwd wordt op grond van het tweede lid, letter e, van artikel 26 (Beperkingen van Voordelen) die activiteit te verrichten.