Het is wel te verstaan dat een belastingplichtige die aanspraak maakt op voordelen op grond van de Overeenkomst in staat moet zijn op verzoek voldoende bewijs te overleggen dat hij tot deze voordelen is gerechtigd. Het is echter voorts wel te verstaan dat de noodzaak tot het leveren van bewijs dat de belastingplichtige voldoet aan de vereisten van artikel 26 (Beperkingen van Voordelen), een zware administratieve last kan leggen op de belastingplichtige.
Het is daarom wel te verstaan dat de bevoegde autoriteiten zullen trachten in onderling overleg redelijke procedures te ontwikkelen voor de periodieke verstrekking van de gegevens die nodig zijn voor het aantonen van de gerechtigdheid tot de voordelen. Bij het ontwikkelen van deze procedures zullen de bevoegde autoriteiten ernaar streven de frequentie van de plicht tot inlichtingenverstrekking te minimaliseren. Zo zal, wanneer de gerechtigdheid tot de voordelen is aangetoond en vastgelegd de belastingplichtige, als zich geen relevante veranderingen in feiten en omstandigheden voordoen, niet jaarlijks het bewijs behoeven te leveren dat hij tot de voordelen gerechtigd is, mits hij relevante veranderingen in feiten en omstandigheden meldt.