Met betrekking tot het tweede lid, letter a, en het achtste lid, letter m, van artikel 26 (Beperkingen van Voordelen).
Het is wel te verstaan dat voor de toepassing van het tweede lid, letter a, en het achtste lid, letter m, van artikel 26 (Beperkingen van Voordelen) een bank alleen dan geacht wordt actief het bankbedrijf uit te oefenen als deze regelmatig stortingen ontvangt van of leningen verstrekt aan het publiek en een verzekeringsmaatschappij alleen dan geacht wordt actief het verzekeringsbedrijf uit te oefenen indien haar bruto-inkomen voornamelijk bestaat uit verzekerings- of herverzekeringspremies alsmede beleggingsinkomen dat toegerekend kan worden aan zulke premies.