Responsive image

3.2 Aandachtspunten bij toepassing van...

Download de app voor meer functionaliteit.

3.2 Aandachtspunten bij toepassing van...

Aandachtspunten bij toepassing van kostengerelateerde verrekenprijsmethoden

Bij de cost-plus methode en de TNMM (met kosten als ‘profit level indicator’) is de bepaling van de kostengrondslag een essentieel onderdeel van de toepassing van de methode.

Budgettering versus werkelijke kosten

Over het algemeen zullen prijzen vooraf worden vastgesteld op basis van de gebudgetteerde kosten. Indien de daadwerkelijke uitgaven die samenhangen met de transacties hoger uitvallen dan deze gebudgetteerde kosten, is het afhankelijk van de oorzaak of dit verschil zal leiden tot een prijsaanpassing. In het algemeen kan ervan uit worden gegaan dat hogere uitgaven als gevolg van inefficiëntie voor rekening van de contractpartij komen die de prestaties verricht. Dit is immers de contractspartij die deze uitgaven kan beïnvloeden. Een onafhankelijke afnemer zal in deze situatie een prijsaanpassing niet accepteren.

Voorwaarde voor een juiste vaststelling van de verrekenprijzen op basis van budgetten is dat deze budgetten op een bedrijfseconomisch juiste wijze worden vastgesteld.

De kostengrondslag en verschotten

Uit paragraaf 2.98 van de OESO-richtlijnen blijkt dat een verrekenprijsmethode, die de aan de transactie(s) gerelateerde winst baseert op de kosten, alleen op zijn plaats is wanneer deze kosten de relevante indicator zijn voor de waarde van uitgeoefende functies, gebruikte activa en gelopen risico’s. Dat betekent in een dergelijke situatie dat de kosten die geen relevante indicator vormen voor deze waarde, geen onderdeel dienen uit te maken van de kostengrondslag ter berekening van de winst.

Hoewel paragraaf 2.99 van de OESO-richtlijnen stelt dat bij toepassing van de TNMM waarbij de winst gerelateerd is aan de gemaakte kosten vaak de volledige kosten in de grondslag worden begrepen, wordt de mogelijkheid open gelaten om een gedeelte van de kosten buiten de grondslag te houden indien ook een ongelieerde partij bij een soortgelijke transactie bereid zou zijn geen winst te realiseren in relatie tot dergelijke kosten. Ter illustratie van het bovenstaande verwijs ik naar paragraaf 7.34 van de OESO-richtlijnen waar wordt geconcludeerd dat een (gelieerde) agent die diensten inkoopt bij een derde partij alleen recht heeft op een opslag over de kosten ten aanzien van zijn eigen functies, activa en risico’s en niet over de kosten van de door derden geleverde diensten. Deze kosten met een zogenaamd ‘verschot’ karakter zullen buiten de kostengrondslag blijven waarover een winstopslag wordt berekend. Bekende voorbeelden van zogenaamde verschotten zijn kosten die in eerste instantie betaald zijn door de uitvoerende contractspartij maar in het algemeen afzonderlijk in rekening gebracht plegen te worden aan de opdrachtgever, zoals leges, griffiekosten en kosten van dienstverlening.

Ook kosten van grondstoffen die door een producent worden bewerkt zonder dat deze partij gezien zijn functionaliteit risico’s loopt over de grondstoffen als zodanig kunnen in het algemeen buiten de kostengrondslag worden gelaten, omdat in beginsel alleen de operationele kosten van deze producent de relevante indicator zijn voor de waarde van de door hem uitgeoefende functies, de gebruikte activa en de gelopen risico’s. (Noot 9: Een dergelijke producent wordt doorgaans als toll-manufacturer aangeduid.) Deze producent oefent in dergelijke gevallen geen relevante functie uit ten aanzien van de inkoop van de grondstoffen en loopt met betrekking tot deze grondstoffen ook geen risico’s.

Kostengerelateerde beloning bij verkoop van goederen via een tussenpersoon

In de praktijk komt het voor dat een partij, deel uitmakend van een concern, goederen verkoopt via een gelieerde Nederlandse tussenpersoon die zelf geen relevante verkoopactiviteiten verricht maar feitelijk vooral administratieve diensten ten behoeve van de verkooptransactie verleent. Het komt voor dat de met de verkoop gerealiseerde omzet in dergelijke gevallen in de jaarrekening (verlies en winstrekening) van de tussenpersoon wordt verantwoord.

Paragraaf 2.39 van de OESO-richtlijnen bepaalt dat een dergelijke gelieerde tussenpersoon, die geen economische functie in de waardeketen uitoefent die de waarde van de goederen vermeerdert, of op basis van de karakterisering van de transactie geen risico’s in relatie tot de verkoopactiviteiten draagt, geen aandeel in de winst in relatie tot de verkooptransacties dient te krijgen, omdat hem dat in ongelieerde verhoudingen ook niet zou zijn toegekend.

Een dergelijke tussenpersoon zal in beginsel dienen te worden beloond met een winstopslag op basis van zijn eigen relevante operationele kosten, waaronder de kosten verband houdend met zijn administratieve dienstverlening, en niet door middel van een omzetgerelateerde beloning.

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.