De Nederlandsche Bank neemt bij de vaststelling, bedoeld in artikel 5, in ieder geval in aanmerking:
- a.de in de onderdelen 1 en 2 van Bijlage A genoemde strafrechtelijke antecedenten;
- b.de in onderdeel 3 van Bijlage A genoemde financiële antecedenten;
- c.de in onderdeel 4 van Bijlage A genoemde toezichtantecedenten;
- d.de in onderdeel 5 van Bijlage A genoemde fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten; en
- e.de in onderdeel 6 van Bijlage A genoemde overige antecedenten.