- 1
- Het minimumbedrag aan eigen vermogen van een bank als bedoeld in artikel 2:13, eerste lid, 3:53, eerste lid, of 3:54, eerste lid, van de wet, van een betaalinstelling als bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, van de wet, van een clearinginstelling als bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, of 3:55, eerste lid, van de wet, van een elektronischgeldinstelling als bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, van de wet, kredietunie als bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, van de wet of van een premiepensioeninstelling als bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, van de wet, wordt gevormd door de waarde van de vermogensbestanddelen, bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de verordening kapitaalvereisten. Op een premiepensioeninstelling met de rechtsvorm van een stichting is artikel 27 van de verordening kapitaalvereisten van overeenkomstige toepassing.
- 2
- Het minimumbedrag aan eigen vermogen van een beheerder van een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, van de wet, van een beheerder van een icbe als bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, van de wet en van een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, of 3:54, eerste lid, van de wet is samengesteld overeenkomstig artikel 9 van de verordening prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen.