In artikel 36b Wet LB is overgangsrecht opgenomen voor bestaande pensioenaanspraken waarvoor op of na 1 januari 1995 een ander lichaam als verzekeraar optreedt dan een lichaam bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel c, Wet LB en artikel 18i, onderdeel c, Wet LB zoals dat luidde op 31 december 2004. De in die onderdelen gestelde voorwaarde inzake de verzekeraar is niet van toepassing. Tevens blijft artikel 19b, eerste lid, onderdeel c, en achtste lid, Wet LB, zoals dat artikel luidde op 31 december 2016, van toepassing.
Dergelijke aanspraken vallen niet onder de werking van de artikelen 38n tot en met 38q Wet LB, omdat zij niet zijn verzekerd bij een lichaam als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel d of e, Wet LB (tekst 2016). Dit blijkt overigens ook uit artikel 19b, eerste lid, onderdeel c, en achtste lid, Wet LB (tekst 2016), waarin een expliciet onderscheid gemaakt wordt tussen een lichaam als bedoeld in artikel 36b Wet LB en lichamen als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel d en e, Wet LB (tekst 2016).
Naar mijn oordeel past het in de doelstelling van de Wet uitfasering PEB, om het mogelijk te maken dat de bepalingen van de artikelen 38n tot en met 38q Wet LB ook van toepassing zijn op pensioenaanspraken, waarvan een lichaam als bedoeld in artikel 36b Wet LB optreedt als verzekeraar.
Daarom keur ik met toepassing van artikel 63 AWR (hardheidsclausule) het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de artikelen 38n tot en met 38q Wet LB van overeenkomstige toepassing zijn op aanspraken ingevolge een pensioenregeling waarvan een lichaam als bedoeld in artikel 36b Wet LB als verzekeraar optreedt.