VUT- en prepensioenjaren volgend op uitkeringen na onvrijwillig ontslag
VUT- of prepensioenjaren tellen alleen mee als dienstjaren als zij direct volgen op de periode van de actieve dienstbetrekking (de periode van artikel 10a, eerste lid, onderdelen a en b, UBLB). Dit volgt uit de letterlijke tekst van artikel 10a, eerste lid, onderdelen d en e, UBLB, voor zover die jaren voortvloeien uit een regeling als bedoeld in artikel 38c, respectievelijk 38d Wet LB. Strikt genomen zijn de onderdelen d en e dus niet van toepassing als de (ex-)werknemer in aansluiting op het einde van de actieve dienstbetrekking door onvrijwillig ontslag eerst inkomensvervangende loongerelateerde uitkeringen ontvangt als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel c, UBLB. Het is echter in overeenstemming met de strekking van artikel 10a UBLB om de onderdelen d en e van het eerste lid ook van toepassing te laten zijn als de VUT- of prepensioenperiode aansluit op een dergelijke uitkeringsperiode. Daarom keur ik met toepassing van artikel 63 AWR (hardheidsclausule) het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat VUT- of prepensioenjaren die voortvloeien uit een regeling als bedoeld in artikel 38c, respectievelijk 38d Wet LB, en die volgen op de hiervoor bedoelde uitkeringsperiode, meetellen als pensioengevende diensttijd.
Voorwaarde
Voor deze goedkeuring gelden de volgende twee voorwaarden:
- 1.De VUT- of prepensioenjaren sluiten aan op de periode waarin de (ex)werknemer de inkomensvervangende loongerelateerde uitkeringen ontvangt.
- 2.In de pensioenregeling staat dat de VUT- of prepensioenjaren in deze situatie meetellen als dienstjaren voor de bepaling van de hoogte van de aanspraak op ouderdomspensioen.