Bij het vaststellen van het pensioengevend inkomen in pensioenregelingen, als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, Wet IB 2001, kan worden uitgegaan van het gemiddelde pensioengevend inkomen van de belastingplichtige in de vijf kalenderjaren voorafgaande aan zijn ziekte of arbeidsongeschiktheid (zie artikel 11d UBIB). Vanaf 1 januari 2015 mag het pensioengevend inkomen evenwel niet uitgaan boven het bedrag van artikel 18ga Wet LB.
Artikel 11d UBIB biedt geen ruimte om het pensioengevend inkomen te indexeren. Zoals in onderdeel 3.4. beschreven is een dergelijke indexatie van het pensioengevend loon wel toegestaan. Een dergelijk verschil in fiscale behandeling acht ik niet wenselijk. Daarom keur ik met toepassing van artikel 63 AWR (hardheidsclausule) het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur onder de volgende voorwaarde goed dat het gemiddelde pensioengevend inkomen, als bedoeld in artikel 11d UBIB, wordt geïndexeerd gedurende de periode van ziekte of arbeidsongeschiktheid. Hierbij is het mogelijk om dat gemiddelde pensioengevend inkomen te indexeren met de loonindex in de bedrijfstak waarin belastingplichtige werkzaam is geweest, dan wel met de gemiddelde loonindex voor de CAO-lonen per maand, inclusief bijzondere beloningen, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Voorwaarde
Voor deze goedkeuring geldt de voorwaarde dat voor de in aanmerking te nemen pensioengevende diensttijd wordt voldaan aan de voorwaarden van onderdeel 2.3.2.