Zodra de ontvanger bekend is met een surseanceverlening, verzoekt hij de bewindvoerder schriftelijk of hij – binnen een door de ontvanger te stellen termijn – schriftelijk wil instemmen met de vestiging van een pandrecht op de saldi op de g-rekening die ontstaan vanaf de datum van surseanceverlening.
Als de bewindvoerder instemming weigert, dan zegt de ontvanger de g-rekening onmiddellijk op.