Als de belastingschuldige zich in rechte verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel, houdt de ontvanger de (verdere) tenuitvoerlegging van het dwangbevel aan, tenzij:
- –de gronden van het verzet naar het oordeel van de ontvanger kansloos zijn, en;
- –de belangen van de Staat zich verzetten tegen schorsing van de tenuitvoerlegging.