- 1
- Een fonds waarvan de dekkingsgraad op 31 december 2019, 31 december 2020, 31 december 2021 of 31 december 2022 ligt onder het niveau dat nodig is om zonder vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten in tien jaar te voldoen aan artikel 132 van de Pensioenwet dan wel artikel 127 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, wordt vrijgesteld van de termijn van tien jaar, bedoeld in artikel 138, tweede lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 133, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling indien het, met inachtneming van dit artikel, een herstelplan indient met een looptijd van maximaal twaalf jaar.
- 2
- Een fonds dat op 31 december 2019, 31 december 2020, 31 december 2021 of 31 december 2022 voor de zesde maal opeenvolgend een beleidsdekkingsgraad heeft die ligt onder het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen en die op dat tijdstip een dekkingsgraad heeft die ook ligt onder dat niveau, wordt vrijgesteld van het in artikel 140, eerste lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 135, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, genoemde aantal van zes, indien het een herstelplan indient met inachtneming van dit artikel.
- 3
- Een fonds dat gebruik maakt van de vrijstelling, bedoeld in het eerste of tweede lid, en dat op 31 december 2019, 31 december 2020, 31 december 2021 of 31 december 2022 een dekkingsgraad heeft waarbij de technische voorzieningen voor minder dan 90% door waarden worden gedekt, neemt telkens binnen zes maanden maatregelen waardoor de dekkingsgraad van het fonds direct zodanig wordt dat de technische voorzieningen voor 90% door waarden worden gedekt.
- 4
- Voor zover het bij de maatregelen, bedoeld in het derde lid, een vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten betreft, worden deze direct in de technische voorzieningen verwerkt en ofwel direct doorgevoerd, ofwel in beginsel evenredig gespreid in de tijd gedurende maximaal de termijn die wordt gebruikt voor het herstelplan.
- 5
- Een fonds dat gebruik maakt van de vrijstelling, bedoeld in het eerste of tweede lid:
-
- a.onderbouwt bij het indienen van het herstelplan waarom het vanuit het belang van deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden gebruik maakt van de vrijstelling;
- b.verklaart dat het naar verwachting zal overgaan op een collectieve waardeoverdracht die ertoe strekt om in verband met een collectieve wijziging van de pensioenovereenkomsten dan wel een wijziging van de beroepspensioenregeling naar aanleiding van de voorgenomen stelselwijziging de waarde van de pensioenaanspraken of pensioenrechten aan te wenden bij het fonds overeenkomstig de gewijzigde pensioenovereenkomsten of beroepspensioenregeling; en
- c.stelt informatie over het gebruik van de regeling en de onderbouwing daarvan tijdig ter beschikking van de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden of verstrekt deze informatie tijdig.
- 6
- Indien een fonds gebruik maakt van de vrijstelling, bedoeld in het tweede lid, is artikel 140, eerste lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 135, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, van overeenkomstige toepassing bij iedere volgende vaststelling van de beleidsdekkingsgraad op grond van artikel 138, zevende lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 133, zevende lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, totdat de beleidsdekkingsgraad ligt op of boven het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen of de beleidsdekkingsgraad en de dekkingsgraad liggen onder dat niveau en maatregelen zijn genomen waardoor de dekkingsgraad voldoet aan het minimaal vereist eigen vermogen. Artikel 142 van de Pensioenwet dan wel artikel 137 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling is van overeenkomstige toepassing bij iedere volgende vaststelling.