- 1
- In rekenmethode 1 wordt voor elke deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde met het verwachte, optimistische en pessimistische rekenmethodescenario, bedoeld in artikel 14f, vierde lid, het pensioenbedrag als volgt berekend:
-
- a.het op de berekeningsdatum opgebouwde ouderdomspensioen wordt vermenigvuldigd met de cumulatieve koopkrachtfactor in jaar A van het rekenmethodescenario;
- b.voor de jaren vanaf de berekeningsdatum tot en met jaar A worden voor elk jaar j de volgende drie grootheden met elkaar vermenigvuldigd:
- 1°.het op te bouwen ouderdomspensioen in jaar 1, op jaarbasis;
- 2°.het eerste getal, bedoeld in artikel 14f, vierde lid, in jaar A van het rekenmethodescenario gedeeld door het eerste getal, bedoeld in artikel 14f, vierde lid, in jaar j van het rekenmethodescenario, en
- 3°.het tweede getal, bedoeld in artikel 14f, vierde lid, in jaar j van het rekenmethodescenario; en
- c.het in onderdeel a berekende bedrag en de in onderdeel b berekende bedragen worden bij elkaar opgeteld.
- 2
- Voor de gewezen deelnemer of de gepensioneerde is de grootheid in het eerste lid, onderdeel b, onder 1° gelijk aan nul. Dit is ook het geval indien voor een deelnemer het pensioenbedrag berekend wordt voor alleen het op de berekeningsdatum opgebouwde ouderdomspensioen.
- 3
- Als A niet een geheel aantal jaren is, dan wordt het pensioenbedrag P als volgt berekend. Laat [A] het gehele aantal jaren zijn door het naar beneden op een geheel getal afronden van A. Met het volgens dit artikel berekende pensioenbedrag P0 op [A] jaren vanaf berekeningsdatum en het volgens dit artikel berekende pensioenbedrag P1 op [A]+1 jaren wordt het pensioenbedrag P als volgt bepaald: P = P0 + (P1 – P0) * (A – [A]).