- 1
- Beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, en beleggingsondernemingen als bedoeld in de artikelen 11, 13 en 14 zijn vrijgesteld van hetgeen ingevolge het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen, met uitzondering van de artikelen 3:5 en 3:7, van de wet is bepaald.
- 2
- Beleggingsondernemingen die ingevolge artikel 10a, eerste lid, zijn vrijgesteld van artikel 2:96 van de wet zijn tevens vrijgesteld van het bepaalde ingevolge het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen, met uitzonderingen van de artikelen 3:5 en 3:7 van de wet.
- 3
- Personen die ingevolge artikel 10b zijn vrijgesteld van artikel 2:96 van de wet, zijn tevens vrijgesteld van het bepaalde ingevolge het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen, met uitzondering van de artikelen 3:5 en 3:7 van de wet.