Responsive image

2.4 Zwitserland

Download de app voor meer functionaliteit.

2.4 Zwitserland

Het verdrag met Zwitserland bevat een zelfstandige voorkomingsbepaling die substantieel afwijkt van die van andere verdragen. In het slotprotocol Ad artikelen 2 tot 8 is voor het onder die artikelen vallende inkomen een verrekeningsmethode opgenomen. In de resolutie van 10 mei 1955, nr. 8, BNB 1955/195, is goedgekeurd dat voor de uitvoering van dit verdrag het voorschrift van het derde lid, letter a, van het slotprotocol Ad Artikelen 2 tot 8 buiten toepassing kan blijven, zodat de vermindering wordt berekend op de wijze bedoeld in letter b van dat lid (vrijstellingsmethode). In het besluit van 14 december 2000, nr. IFZ2000/1326M, V-N 2001/15.1, is de resolutie van 10 mei 1955 aangepast in verband met het toepassen van de verrekeningsmethode voor winst als bedoeld in artikel 32, vijfde lid, BVDB 2001 (zogenoemde passieve winst uit buitenlandse onderneming) met ingang van 1 januari 1999.

Aldus wordt voor de meeste onder het slotprotocol Ad Artikelen 2 tot 8 vallende inkomsten, per saldo, een evenredige vrijstelling gegeven. Het derde lid van het slotprotocol Ad Artikelen 2 tot 8 definieert de noemer als: ‘het gehele inkomen’. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 8 november 2002, nr. 37 076, BNB 2003/48, beslist dat onder het begrip ‘gehele inkomen’ moet worden verstaan het belastbare inkomen. Dat betekent dat kan worden uitgegaan van dezelfde noemer als de noemer die wordt gehanteerd in relatie tot het BRK (zie echter ook hierna).

Door het ontbreken in het slotprotocol Ad Artikelen 2 tot 8 van het voorbehoud voor de toepassing van de bepalingen betreffende de verliescompensatie in de nationale Nederlandse wetgeving of de eenzijdige voorschriften tot het vermijden van dubbele belasting, is de doorschuif- en inhaalregeling niet van toepassing onder het verdrag met Zwitserland. Bij het besluit van 21 juni 1996, nr. IFZ96/619M, BNB 1996/292, is de toepassing van de doorschuif- en inhaalregeling onder het verdrag met Zwitserland onder bepaalde voorwaarden goedgekeurd. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 23 september 2005, nr. 40 490, V-N 2005/47.12 beslist dat deze goedkeuring beperkt moet worden opgevat. De goedkeuring omvat volgens de Hoge Raad niet tevens de toepassing van artikel 10, tweede lid, BVDB 1989 waar een regeling is opgenomen tegen de handel in vennootschappen met gestalde buitenlandse winsten.

De bedoeling van de hierboven verleende goedkeuringen was om belastingplichtigen die op grond van het belastingverdrag met Zwitserland recht hebben op een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting zoveel mogelijk in een vergelijkbare positie te brengen met belastingplichtigen die recht hebben op verminderingen op grond van de overige belastingverdragen en het BVDB.

Met in het vooruitzicht de totstandkoming van een nieuw verdrag met Zwitserland heb ik besloten de goedkeuringen uit de resolutie van 10 mei 1955, nr. 8 in combinatie met het besluit van 14 december 2000, nr. IFZ2000/1326M en het besluit van 21 juni 1996, nr. IFZ96/619M te handhaven. Onder de toepassing van het belastingverdrag met Zwitserland kunnen de doorschuifregeling en de inhaalregeling overeenkomstig de bepalingen van het BVDB 2001 worden toegepast. Verder kan het voorschrift van het derde lid, letter a, van het slotprotocol Ad Artikelen 2 tot 8 buiten toepassing blijven, zodat de vermindering wordt berekend op de wijze bedoeld in letter b van dat lid (vrijstellingsmethode). De goedkeuring tot het toepassen van de vrijstellingsmethode geldt niet voor winst uit buitenlandse onderneming behaald met een onderneming waarvan de werkzaamheden grotendeels bestaan uit het beleggen of uit niet-actieve financieringswerkzaamheden als bedoeld in artikel 13, negende tot en met twaalfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. De hoogte van het te verrekenen bedrag wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 39 BVDB 2001. Op verzoek van belastingplichtige kan het bedrag zoals bedoeld in het derde lid, letter a, van het slotprotocol Ad artikelen 2 tot 8 overeenkomstig artikel 39, tweede lid, letter a, BVDB 2001 forfaitair worden vastgesteld. Momenteel bedraagt die forfaitaire vaststelling 50% van het in artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 genoemde hoogste percentage maal het positieve gezamenlijke bedrag aan passieve winst uit buitenlandse onderneming; hierbij dient dan tevens rekening te worden gehouden met de overbrenging van een negatief bedrag aan passieve winst uit buitenlandse onderneming uit voorgaande jaren.

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.