Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip
- 1
- Elke Partij kan de exploitatievergunningen van een door de andere Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij intrekken, opschorten of beperken, wanneer:
-
- a.zij er niet van overtuigd is dat de aangewezen luchtvaartmaatschappij gevestigd is op het grondgebied van de Partij die de luchtvaartmaatschappij aanwijst; of
- b.de Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen niet daadwerkelijk controleert of de aangewezen luchtvaartmaatschappij de regelgeving naleeft; of
- c.deze luchtvaartmaatschappij verzuimd heeft de in artikel 6 van dit Verdrag bedoelde wetten en voorschriften (Toepassing van wetten) na te leven; of
- d.de andere Partij de normen vervat in artikel 7 (Veiligheid) niet handhaaft en toepast: of
- e.de aangewezen luchtvaartmaatschappij niet in staat is te voldoen aan de in de wetten en voorschriften gestelde voorwaarden die de Partij die de aanwijzing ontvangt gewoonlijk toepast op de exploitatie van internationale luchtdiensten.
- 2
- Tenzij onmiddellijk ingrijpen van wezenlijk belang is ter voorkoming van verdere inbreuken op het eerste lid van dit artikel, worden de in dit artikel vastgestelde rechten slechts uitgeoefend na overleg met de andere Partij.
- Dergelijk overleg vindt plaats voor het verstrijken van dertig (30) dagen na het verzoek van een Partij, tenzij beide Partijen anders overeenkomen.
- 3
- Dit artikel doet geen afbreuk aan de rechten van de Partijen de exploitatievergunning van een of meerdere luchtvaartmaatschappijen van de andere Partij in overeenstemming met artikel 8 (Veiligheid van de luchtvaart) te weigeren, in te trekken, te beperken of hieraan voorwaarden te verbinden.