Artikel 2, vierde lid, NSW bevat een zogenoemde attributiebepaling. Hetzelfde geldt voor artikel 3, tweede tot en met het achtste lid, NSW. Op grond van deze artikelen is de bevoegdheid om te beslissen over de rangschikking van een onroerende zaak als een landgoed geattribueerd aan onder meer de Staatssecretaris van Financiën.
Gelet op de artikelen 10:3 en 10:9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) mandateert de Staatssecretaris van Financiën met dit beleidsbesluit deze bevoegdheid met de mogelijkheid om ondermandaat te verlenen aan de inspecteur zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid juncto artikel 3, eerste lid, onderdeel a1 van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003, die verantwoordelijk is voor het Midden-en kleinbedrijf (hierna: inspecteur).
De inspecteur heeft mandaat tot het nemen van besluiten en het afdoen van stukken namens de Staatssecretaris van Financiën betreffende alle aangelegenheden inzake de gezamenlijke beschikkingen, bedoeld in artikel 2, vierde lid, en artikel 3, tweede tot en met zevende lid, NSW, of de gezamenlijke verklaring, bedoeld in artikel 3, achtste lid, NSW. Aan de inspecteur wordt betreffende deze aangelegenheden ook volmacht en machtiging verleend als bedoeld in artikel 10:12 Awb. De inspecteur heeft de bevoegdheid ondermandaat te verlenen aan functionarissen werkzaam bij de Belastingdienst.
Na inhoudelijke afstemming met de inspecteur (of een ondergemandateerde functionaris) namens de Staatssecretaris van Financiën, kunnen deze gezamenlijke beschikkingen, gelet op artikel 10:11 Awb, namens de Staatssecretaris van Financiën worden ondertekend door de functionaris van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl), die door de minister van LNV voor de uitvoering van de NSW is gemandateerd.