De eigenaar van een onroerende zaak waarop een recht van vruchtgebruik of recht van erfpacht is gevestigd (de bloot eigenaar) heeft op grond van de NSW geen recht op de daarin opgenomen faciliteiten. Hij wordt niet als eigenaar aangemerkt in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel b, NSW (met uitzondering van gevallen waarin artikel 1, derde lid, NSW van toepassing is). Ik acht dit gevolg niet in alle gevallen redelijk. Daarom keur ik het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur onder een voorwaarde goed dat de bloot eigenaar op verzoek ook recht heeft op de faciliteiten van de artikelen 7 en 9a NSW.
Voorwaarde
Voor deze goedkeuring geldt de volgende voorwaarde.
De goedkeuring geldt zolang het landgoed ten name van de vruchtgebruiker of de erfpachter als een NSW-landgoed is gerangschikt. Als het landgoed niet meer ten name van de vruchtgebruiker of de erfpachter als een NSW-landgoed is gerangschikt zijn de artikelen 8, 8a en 9c NSW van overeenkomstige toepassing op de bloot eigenaar. De uitzondering hierop is de situatie waarin de bloot eigenaar vol eigenaar wordt door beëindiging van het vruchtgebruik of het recht van erfpacht en het landgoed aangemerkt blijft als NSW-landgoed. Het landgoed kan alleen als NSW-landgoed aangemerkt blijven als de voormalige bloot eigenaar tijdig een verzoek daartoe indient en de rangschikking op zijn naam daadwerkelijk tot stand komt.