Een enkele verkrijging van een onroerende zaak kan op zich onvoldoende zijn om tot een voor de NSW rangschikkingswaardig landgoed te komen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de verkregen onroerende zaak een te kleine oppervlakte heeft. Het kan echter voorkomen dat na de samenvoeging van kort na elkaar verkregen onroerende zaken een rangschikkingswaardig landgoed ontstaat. De verkrijgingen die gezamenlijk een rangschikkingswaardig landgoed vormen, kunnen het gevolg zijn van samenhangende rechtshandelingen. De vrijstelling van artikel 9a NSW kan echter alleen worden toegepast op de afrondende verkrijging waarmee een rangschikkingswaardig landgoed wordt verkregen en niet op de eerste verkrijging(en). Dit acht ik niet redelijk in gevallen dat sprake is van samenhangende rechtshandelingen. Daarom keur ik het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur onder voorwaarden goed dat de vrijstelling van artikel 9a NSW kan worden toegepast op verkrijgingen waardoor als gevolg van samenhangende rechtshandelingen een rangschikkingswaardige onroerende zaak ontstaat.
Voorwaarden
Voor deze goedkeuring gelden de volgende vier voorwaarden:
- 1.De ‘eerste’ verkrijging(en) en de ‘laatste’ verkrijging waardoor een rangschikkingswaardige onroerende zaak ontstaat, vinden plaats binnen een periode van zes maanden.
- 2.Bij de afrondende verkrijging wordt in de akte van levering een beroep op de vrijstelling van artikel 9a NSW gedaan. Een kopie van het verzoek om rangschikking onder de NSW wordt aan de notariële akte gehecht.
- 3.Het verzoek om rangschikking onder de NSW moet uiterlijk op de dag van de ‘laatste’ verkrijging zijn ingekomen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl).
- 4.Artikel 9c NSW is van overeenkomstige toepassing op alle samenhangende verkrijgingen.
Als achteraf blijkt dat de onroerende zaak ten tijde van de laatste verkrijging niet rangschikkingswaardig was, of als de rangschikking niet tot stand komt, dan geldt de goedkeuring niet en is de overdrachtsbelasting alsnog verschuldigd.