- 1
- De bevoegde autoriteiten van de Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van artikel 10, tweede, derde en vierde lid.
- 2
- Ten aanzien van de bepalingen van deze Overeenkomst met betrekking tot de uitwisseling van inlichtingen en de wederkerige bijstand bij de invordering van belastingen, kunnen de bevoegde autoriteiten in gemeenschappelijk overleg regels vaststellen betreffende de te volgen gedragslijn, de formulieren voor aanvragen en voor antwoorden daarop, de herleiding van de munteenheid, de beschikking over de geïnde bedragen, de minima van de voor invordering in aanmerking komende bedragen en daarmede verband houdende aangelegenheden.
- 3
- De bevoegde autoriteiten van elk van de Staten kunnen, in overeenstemming met het gebruik van die Staat, uitvoeringsvoorschriften vaststellen die nodig zijn om de overige bepalingen van deze Overeenkomst uit te voeren.