Minimale periode uitkeringstermijnen bij stamrechtspaarrekening en stamrechtbeleggingsrecht
- 1
- De minimale periode tussen de eerste en de laatste uitkering, bedoeld in artikel 11a, derde lid, onderdeel a, onder 2°, en onderdeel b, onder 2°, van de wet wordt bepaald aan de hand van de volgende tabel.
-
Ingeval de gerechtigde tot de uitkeringen, bedoeld in artikel 11a, derde lid, van de wet bij ingang van de uitkeringen, een leeftijd heeft bereikt van
Maar nog niet de leeftijd heeft bereikt van
Bedraagt de minimale periode tussen de eerste en de laatste uitkering het in deze kolom vermelde aantal jaren
I
II
III
–
25
17
25
30
14
30
35
11
35
40
8
40
45
5
45
50
4
50
55
3
55
60
2
60
–
1
- 2
- Ingeval de uitkeringen toekomen aan kinderen of pleegkinderen van de werknemer die ten tijde van het ontvangen van de eerste uitkering jonger zijn dan 30 jaar, bedraagt het aantal jaren tussen de eerste en de laatste uitkering, in afwijking van het eerste lid, nimmer meer dan het aantal jaren dat de gerechtigde jonger is dan 30 jaar.