Responsive image

Bijlage 1a behorende bij artikel 4, eerste lid, onderdeel e

Download de app voor meer functionaliteit.

Bijlage 1a behorende bij artikel 4, eerste lid, onderdeel e

Specifieke bepalingen voor subsidieaanvragen in het kader van investeringsprioriteit D: Bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en de voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie

Hoofdstuk I Centrumgemeenten

Artikel D1 Subsidieaanvrager

De subsidie met betrekking tot een project in het kader van dit hoofdstuk wordt aangevraagd door het college van burgemeester en wethouders van een centrumgemeente.

Artikel D2 Aanvraagtijdvak

  • 1.Subsidieaanvragen met betrekking tot een project in het kader van dit hoofdstuk dat betrekking heeft op een regio-aanvraag gemeenten als bedoeld in artikel D5, eerste lid, worden door de minister ontvangen in het aanvraagtijdvak van 26 april 2021, 09.00 uur tot en met 25 juni 2021, 17.00 uur.
  • 2.Subsidieaanvragen met betrekking tot een project in het kader van dit hoofdstuk dat betrekking heeft op een regio-aanvraag leerlingen voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs als bedoeld in artikel D5, eerste lid, worden door de minister ontvangen in het aanvraagtijdvak van:
  • a.26 april 2021, 09.00 uur, tot en met 25 juni 2021, 17.00 uur;
  • b.1 mei 2021, 09.00 uur tot en met 30 juni 2021, 17.00 uur.

Artikel D3 Subsidieplafond

Het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie bedraagt:

  • a.voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel D2, eerste lid, € 183.598.414;
  • b.voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel D2, tweede lid, onderdeel a, € 16.500.000;
  • c.voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel D2, tweede lid, onderdeel b, € 25.000.000.

Artikel D4 Doel en doelgroepen

  • 1.Een project in het kader van dit hoofdstuk heeft tot doel het bevorderen van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en het voorbereiden van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie door middel van het vergroten van mogelijkheden tot arbeidsinpassing van personen die op het moment van hun start van deelneming aan een project behoren tot één of meer van de volgende doelgroepen:
  • a.niet-uitkeringsgerechtigden als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a van de Participatiewet;
  • b.arbeidsbelemmerden, dan wel personen met een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, dan wel arbeidsbeperkten als bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering sociale verzekeringen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, IOAW, IOAZ of Ziektewet dan wel personen met een recht op arbeidsondersteuning op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, dan wel personen in een dienstbetrekking op grond van artikel 10b van de Participatiewet;
  • c.jongeren;
  • d.personen die algemene bijstand op grond van de Participatiewet, een aanvullende IOAW-uitkering, een aanvullende IOAZ-uitkering of een uitkering van het UWV ontvangen;
  • e.leerlingen die ingeschreven staan bij een school voor voortgezet speciaal onderwijs dan wel praktijkonderwijs;
  • f.hier te lande woonachtige vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijf houden in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000;
  • g.natuurlijke personen, niet zijnde personen als bedoeld in de onderdelen a tot en met f, die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of publiekrechtelijke aanstelling arbeid verrichten;
  • h.personen op wie het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022 van de richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 van toepassing is, ingevolge artikel 2 van dat besluit.
  • 2.Indien sprake is van een persoon die deelneemt aan twee opeenvolgende projecten en deze persoon bij instroom in het eerste project aantoonbaar tot de doelgroep behoort, dan behoort deze persoon ook het opvolgende project tot de doelgroep mits voor deze deelnemer sprake is van een individueel traject dat onafgebroken doorloopt in beide projecten.

Artikel D5 De aanvraag

  • 1.Een centrumgemeente kan een regio-aanvraag gemeenten indienen voor een doelgroep als bedoeld in artikel D4, en een regio-aanvraag leerlingen voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs voor de doelgroep, bedoeld in artikel D4, eerste lid, onderdeel e.
  • 2.Een aanvraag bevat in ieder geval een regio-aanvraag leerlingen voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs.
  • 3.Voor zover een regio-aanvraag gemeenten betrekking heeft op de doelgroep, bedoeld in artikel D4, eerste lid, onderdeel g, bevat deze in ieder geval een beschrijving van de visie van ten minste een werkgeversorganisatie en een werknemersorganisatie over de aansluiting van de in de aanvraag genoemde activiteiten op de werkzaamheden van de regionale mobiliteitsteams, bedoeld in artikel 6 van de Tijdelijke regeling aanvullende crisisdienstverlening.

Artikel D6 Subsidietijdvakken

Een project, in het kader van dit hoofdstuk, vindt plaats binnen de volgende subsidietijdvakken:

  • a.van 1 februari 2020 tot en met 30 september 2022 voor de regio-aanvraag gemeenten, bedoeld in artikel D2, eerste lid;
  • b.het schooljaar 2020–2021 voor de regio-aanvraag voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs, bedoeld in artikel D2, tweede lid, onderdeel a;
  • c.het schooljaar 2021–2022 voor de regio-aanvraag voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs, bedoeld in artikel D2, tweede lid, onderdeel b.

Artikel D7 Specifieke eisen

  • 1.Een project in het kader van dit hoofdstuk:
  • a.past binnen het doel, genoemd in artikel D4, eerste lid;
  • b.sluit, voor zover het betrekking heeft op de doelgroep, bedoeld in artikel D4, eerste lid, onderdeel g, naar het oordeel van de minister goed aan op de werkzaamheden van de regionale mobiliteitsteams, bedoeld in artikel 6 van de Tijdelijke regeling aanvullende crisisdienstverlening;
  • c.vindt plaats binnen de subsidietijdvakken, bedoeld in artikel D6;
  • 2.Een regio-aanvraag gemeenten als bedoeld in artikel D5, eerste lid, komt slechts voor subsidie in aanmerking indien:
  • a.deze is ingediend voor de afloop van het project waarvoor de subsidie wordt gevraagd; en
  • b.de in de subsidieaanvraag vermelde startdatum van het project ten minste één dag ligt na de einddatum, genoemd in de beschikking tot subsidieverlening, van een eerder project regio-aanvraag gemeenten, waarvoor subsidie op grond van deze regeling is verleend.
  • 3.Op een daartoe strekkend verzoek van de subsidieaanvrager kan de minister besluiten om, in plaats van de einddatum, genoemd in de beschikking tot subsidieverlening, de einddatum, genoemd in het verzoek tot vaststelling van de subsidie van een eerder project regio-aanvraag gemeenten, als uitgangpunt te nemen voor de beoordeling, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b.
  • 4.Op een daartoe strekkend verzoek van de subsidieontvanger kan de minister besluiten om in de beschikking tot subsidieverlening een andere datum te vermelden dan de in de aanvraag genoemde startdatum.

Artikel D8 Subsidiabele activiteiten

  • 1.Voor subsidie komen enkel de volgende activiteiten in aanmerking, voor zover zij de doelstelling, genoemd in artikel D4, eerste lid, ondersteunen:
  • a.activiteiten direct gericht op de bestrijding van jeugdwerkloosheid;
  • b.activiteiten direct gericht op de bevordering van de aansluiting praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs op de arbeidsmarkt of vervolgonderwijs;
  • c.activiteiten gericht op het vergroten van de mogelijkheden tot arbeidsinpassing.
  • 2.In afwijking van artikel 12, eerste lid, onderdeel a, zijn de kosten van extern ingekochte trajecten uitsluitend subsidiabel voor zover de relatie met de activiteiten, genoemd in het eerste lid, voldoende aannemelijk is.
  • 3.In afwijking van artikel 12, tweede lid, komen de kosten voor het beheer van het project niet voor subsidiëring in aanmerking.
  • 4.In het kader van de regio-aanvraag leerlingen voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs, bedoeld in artikel D5, eerste lid, komen voor subsidiëring uitsluitend in aanmerking de kostensoorten, bedoeld in artikel 12, twaalfde lid, en bijlage IX van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2195 van de Commissie van 9 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees parlement en de Raad betreffende het Europees Sociaal Fonds, wat betreft de definitie van de standaardschalen van eenheidskosten en vaste bedragen voor de terugbetaling van uitgaven door de Commissie aan lidstaten (PbEU 2015, L 313). De minister specificeert de voorwaarden met betrekking tot het afrekenen op basis van deze kostensoorten in de beschikking tot subsidieverlening, bedoeld in artikel 9.

Artikel D9 Voortgangsrapportage en bevoorschotting

  • 1.De minister kan de subsidieontvanger verzoeken een voortgangsrapportage in te dienen over de maanden voorafgaand aan dat verzoek.
  • 2.De voortgangsrapportage wordt uiterlijk drie maanden na het verzoek van de minister ingediend.
  • 3.De voortgangsrapportage wordt ingediend onder gebruikmaking van een daartoe door de minister elektronisch beschikbaar gesteld formulier, voorzien van de vereiste bijlagen en een door hem erkende elektronische handtekening.
  • 4.In afwijking van artikel 14 kan de minister, op verzoek van de subsidieontvanger, besluiten om een voorschot te verlenen tot een maximum van 50% van het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen maximale subsidiebedrag, indien de in de voortgangsrapportage opgevoerde kosten voldoende zijn gespecificeerd en onderbouwd.

Artikel D10 Maximale subsidiebedrag per subsidieaanvrager

  • 1.Het maximaal beschikbare subsidiebedrag is per centrumgemeente vastgelegd en uitgesplitst over de aanvraagtijdvakken, bedoeld in artikel D2 van bijlage 3d.
  • 2.De Minister kan een eventueel onbenut deel van het bedrag, dat als subsidieplafond voor een centrumgemeente is opgenomen in bijlage 3d, voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel D3, onderdeel b, na controle van de einddeclaratie als bedoeld in artikel 18, toevoegen aan het bedrag, dat als subsidieplafond voor de betreffende centrumgemeente is opgenomen in bijlage 3d, voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel D3, onderdeel c.

Artikel D11 Onderwijsnummer

In afwijking van de artikelen 17, eerste lid, en 18, eerste lid, verstrekt de subsidieontvanger voor een persoon die behoort tot de doelgroep, genoemd in artikel D4, eerste lid, onderdeel e, in plaats van een burgerservicenummer een onderwijsnummer als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Les- en cursusgeldwet, indien deze persoon niet beschikt over een burgerservicenummer.

Artikel D12 Publiciteit

Onverminderd artikel 19 informeert de subsidieontvanger de door hem ingeschakelde uitvoerder en de deelnemers aan projecten dat zij deelnemen aan een door het Europees Sociaal Fonds gesubsidieerd project in het kader van de respons van de Unie op de COVID-19-pandemie (REACT-EU).

Hoofdstuk II Minister van Justitie en Veiligheid

Artikel D13 Subsidieaanvrager

De subsidie met betrekking tot een project in het kader van dit hoofdstuk wordt aangevraagd door de Minister van Justitie en Veiligheid.

Artikel D14 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen met betrekking tot een project in het kader van dit hoofdstuk worden door de minister ontvangen in het aanvraagtijdvak van 11 oktober 2021, 9.00 uur, tot en met 12 november 2021, 17.00 uur.

Artikel D15 Subsidieplafond

Voor subsidies op grond van dit hoofdstuk is € 8,5 miljoen beschikbaar.

Artikel D16 Doel en doelgroep

  • 1.Een project in het kader van dit hoofdstuk heeft tot doel, in de context van de vertragingen die zijn ontstaan door de covid-19 pandemie bij de voorbereiding en begeleiding van personen bij de terugkeer in de maatschappij, de arbeidsmarktpositie van personen die op het moment van deelname aan een project verblijven in een gevangenis, een forensisch psychiatrische kliniek of een justitiële jeugdinrichting, zodanig te verbeteren, dat zij naar werk bemiddelbaar zijn of na dat verblijf inpasbaar zijn in een arbeidsmarkt gerelateerd programma of een regulier opleidingstraject.
  • 2.Indien een persoon bij zijn eerste project tot de doelgroep, bedoeld in het eerste lid, behoort en deelneemt aan opvolgende projecten, dan behoort deze persoon ook in de opvolgende projecten tot de doelgroep mits voor deze deelnemer sprake is van een individueel traject dat onafgebroken doorloopt, tenzij deze persoon in een gesloten accommodatie als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet verblijft.

Artikel D17 Specifieke eisen

  • 1.Een project komt slechts voor subsidie in aanmerking indien het project:
  • a.past binnen het doel, genoemd in artikel D16, eerste lid; en
  • b.een einddatum heeft die niet later ligt dan 31 december 2022.
  • 2.Op een daartoe strekkend verzoek van de subsidieontvanger kan de minister besluiten om in de beschikking tot subsidieverlening een andere datum te vermelden dan de in de aanvraag genoemde startdatum.

Artikel D18 Subsidiabele activiteiten

  • 1.Voor subsidie komen alleen activiteiten in aanmerking die de doelstelling, genoemd in artikel D16, eerste lid, ondersteunen en gericht zijn op of bestaan uit het volgen van scholing of een opleiding, dan wel anderszins gericht zijn op het vergroten van de mogelijkheden tot arbeidsinpassing.
  • 2.Voor subsidiëring komen uitsluitend in aanmerking de kostensoorten, bedoeld in artikel 12, twaalfde lid, en bijlage VI bij de gedelegeerde verordening (EU) 2019/2170 van de Commissie van 27 september 2019 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2195 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Sociaal Fonds, wat betreft de definitie van de standaardschalen van eenheidskosten en vaste bedragen voor de terugbetaling van uitgaven door de Commissie aan lidstaten (PbEU 2019, L 329). De minister specificeert de voorwaarden met betrekking tot het afrekenen op basis van deze kostensoorten in de beschikking tot subsidieverlening, bedoeld in artikel 9.

Artikel D19 Publiciteit

Onverminderd artikel 19 informeert de subsidieontvanger de door hem ingeschakelde uitvoerder en de deelnemers aan projecten dat zij deelnemen aan een door het Europees Sociaal Fonds gesubsidieerd project in het kader van de respons van de Europese Unie op de COVID-19-pandemie (REACT-EU).

Hoofdstuk III Ondersteuning kwetsbare werkenden

Artikel D20 Definities

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • basisvaardigheden: vaardigheden die de noodzakelijke basis vormen voor het verdere leerproces van de deelnemer als bedoeld in de ‘Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2018, inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren’ (2018/C 189/01) en waaronder in elk geval taalvaardigheden, rekenvaardigheden, digitale vaardigheden en financiële vaardigheden vallen;
  • begeleider: natuurlijk persoon, niet zijnde een persoon die in dienst is van de werkgever van de deelnemer, die met de deelnemer in een intakegesprek bespreekt wat nodig is om de arbeidsmarktpositie van de deelnemer te versterken of die als begeleider fungeert gedurende het doorlopen van een EVC-procedure of scholing;
  • beroepsvaardigheden: vaardigheden noodzakelijk voor het uitvoeren van taken die behoren bij een beroep;
  • brancheorganisatie: organisatie opgericht voor 1 januari 2020, die belangen behartigt van leden die tot eenzelfde bedrijfstak behoren;
  • deelnemer: kwetsbare werkende die een activiteit volgt;
  • EVC-aanbieder: aanbieder die volgens de principes en uitgangspunten van de Kwaliteitscode EVC een EVC-procedure uitvoert aan de hand van een voor EVC erkende onderwijs-, beroeps- of branchestandaard, en die voor de desbetreffende standaard is opgenomen in het register erkende EVC-aanbieders van het Nationaal Kenniscentrum EVC;
  • EVC-procedure: geheel van processtappen en instrumenten waarmee een EVC-aanbieder eerder of elders verworven competenties van een kandidaat beoordeelt ten opzichte van een voor EVC erkende onderwijs-, beroeps- of branchestandaard, en waarbij de uitkomsten worden vastgelegd in een ervaringscertificaat;
  • indirecte kosten: kosten voor projectcoördinatie, projectadministratie en projectcommunicatie;
  • intakegesprek: vastgelegd gesprek bij de start van de deelname van een persoon aan een project tussen de begeleider en die persoon, welk gesprek onder andere betrekking heeft op de door de persoon ervaren situatie waarin hij zich binnen de arbeidsmarkt bevindt en in welke mate zijn arbeidsmarktpositie kan worden verbeterd door deelname aan scholing of een EVC-procedure;
  • KvK-nummer: uniek nummer, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007;
  • minimumloon per uur: bedrag dat op grond van artikel 8, eerste en derde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor de werknemer als minimumloon geldt, verminderd tot een bedrag per uur. Bij de vermindering wordt bij de berekening uitgegaan van een normale arbeidsduur;
  • normale arbeidsduur: arbeidsduur die in de regel, dan wel bij voor de sector waarin de deelnemer werkzaam is geldende CAO, wordt geacht een volledige dienstbetrekking te vormen;
  • opleider: natuurlijk persoon of rechtspersoon, niet zijnde een persoon die in dienst is van de werkgever van een deelnemer, die zich beroepshalve bezig houdt met het geven van scholing;
  • samenwerkingsverband: overeengekomen samenwerking binnen een of meer sectoren waarin in elk geval een of meer werkgevers- en werknemersorganisaties of O&O fondsen deelnemen;
  • SBI-code: code in de Standaard Bedrijfsindeling zoals gehanteerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek waarmee de economische hoofd- of nevenactiviteit van een bedrijf wordt weergegeven in het handelsregister;
  • sector: arbeidsorganisaties die actief zijn in een overeenkomstige categorie producten, werkzaamheden of diensten die past binnen een of meer hoofdcategorieën van de sectorindeling, opgenomen in bijlage 3e bij deze regeling;
  • werkende: natuurlijke persoon die werkzaam is en een band heeft met de Nederlandse arbeidsmarkt.

Artikel D21 Subsidieaanvrager

De subsidie voor een project in het kader van dit hoofdstuk kan worden aangevraagd door:

  • a.een hoofdaanvrager als bedoeld in artikel D22; of
  • b.een O&O fonds.

Artikel D22 Hoofdaanvrager

  • 1.De hoofdaanvrager is een werknemers- of werkgeversorganisatie, een O&O-fonds of een brancheorganisatie die partij is in een samenwerkingsverband, die namens de andere partijen in het samenwerkingsverband de subsidieaanvraag indient en die gemachtigd is om die andere partijen gedurende het subsidieproces in en buiten rechte te vertegenwoordigen.
  • 2.De hoofdaanvrager bestaat ten tijde van de indiening van de subsidieaanvraag ten minste twee jaar.

Artikel D23 Eisen subsidieaanvrager

  • 1.De subsidieaanvrager spant zich in om binnen de betrokken sectoren bekendheid te geven aan de mogelijkheid tot aansluiting bij het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
  • 2.Samenwerking in een samenwerkingsverband wordt vastgelegd in een door de partijen in het samenwerkingsverband ondertekende samenwerkingsovereenkomst, waarin een hoofdaanvrager wordt aangewezen en waarbij gebruik wordt gemaakt van het door de minister elektronisch beschikbaar gestelde model voor een vast te leggen samenwerkingsovereenkomst.

Artikel D24 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen met betrekking tot een project in het kader van dit hoofdstuk worden door de minister ontvangen in het aanvraagtijdvak van 11 oktober 2021, 9.00 uur, tot en met 12 november 2021, 17.00 uur of in het aanvraagtijdvak van 3 februari 2022, 9.00 uur, tot en met 18 maart 2022, 17:00 uur.

Artikel D25 Subsidieplafond

Voor subsidies op grond van dit hoofdstuk is € 28 miljoen beschikbaar.

Artikel D26

Vervallen.

Artikel D27 Doel en doelgroep

  • 1.Een project in het kader van dit hoofdstuk heeft tot doel, in de context van de COVID-19-pandemie, kwetsbare werkenden te begeleiden bij het verwerven of versterken van de nodige basis- en beroepsvaardigheden en hun hiertoe scholing of een EVC-procedure aan te bieden om hun arbeidsmarktpositie te versterken.
  • 2.Kwetsbare werkenden zijn personen die behoren tot een van de volgende groepen:
  • a.werkenden die in een periode van drie jaar voorafgaand aan de start van hun traject een bijstandsuitkering, een uitkering op grond van de IOAW, de IOAZ of het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, dan wel een uitkering op grond van een sociale zekerheidswet ten laste van het UWV hebben ontvangen;
  • b.werkenden die aan de start van hun traject minder dan 130% van het minimumloon per uur verdienen;
  • c.werkenden op wie de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag niet van toepassing is, die gemiddeld een bedrag van € 35,– exclusief BTW per gewerkt uur verdienen over een periode van zes maanden voorafgaand aan de start van hun traject en die een traject volgen dat door hun opdrachtgever wordt aangeboden;
  • d.werkenden met een opleidingsniveau dat niet hoger is dan MBO-2 of een diploma in het voortgezet onderwijs, als bedoeld in artikel 2 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
  • e.werkenden die zijn geregistreerd in het doelgroepenregister in het kader van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten;
  • f.werkende hier te lande woonachtige vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijf houden in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000;
  • g.werkende personen op wie het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022 van de richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 van toepassing is, ingevolge artikel 2 van dat besluit.

Artikel D28 Subsidieaanvraag

  • 1.De subsidieaanvrager dient een subsidieaanvraag in door middel van een door de minister beschikbaar gesteld elektronisch formulier.
  • 2.Onverminderd de artikelen 6 en 7, bevat de subsidieaanvraag de volgende gegevens:
  • a.het KvK-nummer van alle organisaties die deelnemen aan het samenwerkingsverband;
  • b.een afschrift van de notariële akte van oprichting, bedoeld in artikel 286, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en, indien na de datum van de akte van oprichting de statuten zijn gewijzigd, een afschrift van de gewijzigde statuten, neergelegd ten kantore van het in artikel 293 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register;
  • c.de sectorbenaming zoals opgenomen in bijlage 3e bij deze regeling en de SBI-codes van de sector of sectoren, waarvoor de aanvraag wordt ingediend;
  • d.het aantal deelnemers en, verdeeld naar sectoren, het totaalbedrag waarvoor subsidie wordt aangevraagd;
  • e.een bewijsstuk dat aantoont dat de subsidieaanvrager de houder is van het bankrekeningnummer, vermeld in de subsidieaanvraag;
  • f.indien hierom wordt verzocht, de meest recente jaarrekening, met dien verstande dat deze niet ouder is dan de jaarrekening die betrekking heeft op het tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de subsidieaanvraag wordt gedaan, voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, of een mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken, afkomstig van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
  • 3.Onverminderd artikel 7 wordt in het geval van een aanvraag door een hoofdaanvrager, bij de subsidieaanvraag een door alle partijen die deelnemen aan het samenwerkingsverband ondertekende samenwerkingsovereenkomst gevoegd, inclusief een schriftelijke machtiging, ingevuld op het daartoe bestemde elektronisch formulier, waaruit blijkt dat de hoofdaanvrager gemachtigd is de andere partijen in het samenwerkingsverband in en buiten rechte te vertegenwoordigen en waarbij de samenwerkingsovereenkomst het KvK-nummer en de contactgegevens van alle partijen binnen het samenwerkingsverband bevat.

Artikel D29 Specifieke eisen aan de subsidieaanvraag

  • 1.Een project komt slechts voor subsidie in aanmerking indien:
  • a.het past binnen het doel, genoemd in artikel D27; en
  • b.het een startdatum heeft die niet eerder ligt dan de datum van ontvangst van de volledige subsidieaanvraag en een einddatum heeft die niet later ligt dan 31 maart 2023.
  • 2.Op een daartoe strekkend verzoek van de subsidieontvanger kan de minister besluiten om in de beschikking tot subsidieverlening een andere datum te vermelden dan de in de aanvraag genoemde startdatum.
  • 3.Het subsidiebedrag bedraagt per aanvraag ten minste € 250.000 of, als dat lager is, het bedrag dat voor de desbetreffende sector in bijlage 3e bij deze regeling is opgenomen.
  • 4.Deelname aan het project staat open voor alle bedrijven en kwetsbare werkenden in de in de subsidieaanvraag gespecificeerde sectoren.
  • 5.Niet subsidiabel is een subsidieaanvraag van:
  • a.een hoofdaanvrager als bedoeld in artikel D21, onderdeel a, of een O&O fonds als bedoeld in artikel D21, onderdeel b, dat al een subsidieaanvraag heeft ingediend;
  • b.een andere hoofdaanvrager, maar namens een samenwerkingsverband dat hetzelfde of grotendeels hetzelfde is als een samenwerkingsverband namens wie al een subsidieaanvraag is ingediend.

Artikel D30 Subsidiabele activiteiten:

Voor subsidie komen de volgende activiteiten en posten in aanmerking:

  • a.intakegesprek;
  • b.begeleiding;
  • c.scholing basisvaardigheden;
  • d.scholing beroepsvaardigheden;
  • e.EVC-procedure;
  • f.loonverletkosten;
  • g.indirecte kosten.

Artikel D31 Subsidiabele kosten

  • 1.In afwijking van artikel 12 komen voor subsidiëring van de activiteiten en posten, genoemd in artikel D30, uitsluitend in aanmerking:
  • a.met betrekking tot intakegesprek en begeleiding, de externe kosten van de door de begeleider werkelijk gerealiseerde uren, aantoonbaar besteed aan het intakegesprek en de begeleiding van de kwetsbare werkende gedurende het traject. Voor de berekening van de subsidie wordt het uurtarief van deze begeleider bepaald op maximaal € 92,39, tenzij de subsidieaanvrager een hoger uurtarief hanteert en de marktconformiteit van het door hem gehanteerde uurtarief aantoont op de wijze als omschreven in het tweede lid;
  • b.met betrekking tot scholing basisvaardigheden en scholing beroepsvaardigheden, de externe kosten voor de opleiding van kwetsbare werkenden. Voor de berekening van de subsidie worden de kosten voor de opleiding bepaald op maximaal € 32,01 per deelnemer per gegeven lesuur, tenzij de subsidieaanvrager een hoger tarief hanteert en de marktconformiteit van het door hem gehanteerde hogere tarief aantoont op de wijze als omschreven het tweede lid;
  • c.met betrekking tot een EVC-procedure, de externe kosten van de door een EVC-aanbieder gegeven EVC-procedure. Voor de berekening van de subsidie wordt het tarief van de EVC-aanbieder bepaald op maximaal € 1.250,– per EVC-procedure, tenzij de subsidieaanvrager een hoger tarief hanteert en de marktconformiteit van het door hem gehanteerde hogere tarief aantoont op de wijze als omschreven in het tweede lid;
  • d.mede in afwijking van artikel 13, aanhef en onderdeel d, met betrekking tot loonverletkosten, het aantal door de werkgever betaalde uren dat een kwetsbare werkende deelneemt aan gegeven scholing basisvaardigheden, scholing beroepsvaardigheden, exclusief uren van voorbereiding, reizen en zelfstudie, en niet productief kan zijn in zijn reguliere werkzaamheden, tegen een vast bedrag per uur van € 12,95;
  • e.met betrekking tot indirecte kosten, een toeslag van maximaal 7% op de subsidiabele kosten van de activiteiten, genoemd in artikel D30, onderdelen a tot en met f.
  • 2.De marktconformiteit van tarieven is aangetoond wanneer:
  • a.een offerteprocedure is uitgevoerd waarbij ten minste drie offertes zijn aangevraagd en beoordeeld; of
  • b.een transparante, objectieve en niet-discriminatoire aanbestedingsprocedure heeft plaatsgevonden.
  • 3.In afwijking van het eerste lid zijn slechts subsidiabel de directe loonkosten van werkelijk gerealiseerde uren tegen een uurtarief dat is berekend op basis van het individuele brutoloon, vermeerderd met een opslag van 32% van het brutoloon, van een persoon bij wie het aantal werkbare uren per jaar is gesteld op 1.720 op basis van een normale arbeidsduur, en die activiteiten verricht, genoemd in artikel D30, onderdelen a tot en met e, vanuit een dienstbetrekking bij een van de volgende organisaties:
  • a.de subsidieaanvrager;
  • b.een partij uit het samenwerkingsverband;
  • c.een organisatie die is vertegenwoordigd in het bestuur van de subsidieaanvrager of in het bestuur van een partij uit het samenwerkingsverband;
  • d.een aan één van de organisaties als bedoeld in de onderdelen a tot en met c, of aan de werkgever van een deelnemer, verbonden organisatie; of
  • e.een organisatie waarin dezelfde persoon een aanmerkelijk financieel belang heeft of in het bestuur zit van die organisatie, die ook werkzaam is voor de subsidieaanvrager of een partij uit het samenwerkingsverband.
  • 4.Onder een verbonden organisatie als bedoeld in het derde lid wordt verstaan een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie:
  • a.waarop de subsidieaanvrager, dan wel een bij het project betrokken partij, direct of indirect een overheersende invloed kan uitoefenen;
  • b.die direct of indirect een overheersende invloed op de subsidieaanvrager, dan wel op een bij het project betrokken partij, kan uitoefenen; of
  • c.die, tezamen met de subsidieaanvrager, dan wel met een bij het project betrokken partij, direct of indirect onderworpen is aan de overheersende invloed van een andere organisatie uit hoofde van eigendom, financiële deelneming of op haar van toepassing zijnde voorschriften.
  • 5.Overheersende invloed als bedoeld in het vierde lid wordt aangenomen, indien een organisatie direct of indirect, ten opzichte van een andere organisatie:
  • a.de meerderheid van het geplaatste kapitaal van de organisatie bezit;
  • b.over de meerderheid van de stemmen beschikt die aan de door de organisatie uitgegeven aandelen zijn verbonden; of
  • c.meer dan de helft van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de organisatie kan benoemen.
  • 6.De kosten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, en derde lid, zijn subsidiabel voor zover zij daadwerkelijk gemaakt en betaald zijn, ten laste van de begunstigde zijn gebleven en rechtstreeks aan de uitvoering van het project zijn toe te rekenen.

Artikel D32 Activiteiten intakegesprek en begeleiding

  • 1.Een activiteit als bedoeld in artikel D30, eerste lid, onderdelen a en b, wordt uitgevoerd door een begeleider, die is geregistreerd bij beroepsvereniging van loopbaanprofessionals en jobcoaches Noloc als loopbaanprofessional of jobcoach of die op een andere manier kan aantonen dat hij werkervaring heeft met het geven van begeleiding.
  • 2.De begeleider voert met de deelnemer een intakegesprek over de stappen die moeten worden gezet om de kansen van de deelnemer op het behoud van werk of het vinden van ander werk te vergroten. Gedurende het traject kan de begeleider de nodige ondersteuning bieden aan de deelnemer bij het volgen van scholing of een EVC-procedure.

Artikel D33 Activiteiten scholing

  • 1.Een activiteit als bedoeld in artikel D30, eerste lid, onderdelen c en d, wordt uitgevoerd door een opleider.
  • 2.Het scholingsaanbod voldoet aan de volgende eisen:
  • a.de scholing:
  • 1°.wordt aangeboden door een opleidingsinstituut dat door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap erkend onderwijs verzorgt en leidt tot een diploma of certificaat, dan wel houdt verband met onderdelen van een door deze minister vastgesteld kwalificatiedossier, vastgestelde kwalificatie of een door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie geaccrediteerde opleiding; of
  • 2°.leidt tot een door het Nationaal Coördinatiepunt NQLF ingeschaalde kwalificatie, die is opgenomen in het NCP-register; of
  • 3°.wordt gegeven door een opleider die in het bezit is van het keurmerk van de Nederlandse Raad voor Training en Opleiding; of
  • 4°.leidt tot verstrekking van een overheids-, branche- of sector-erkend certificaat; en
  • b.de scholing richt zich op het verwerven of versterken van de nodige basis- of beroepsvaardigheden.
  • 3.Scholing beroepsvaardigheden komt alleen voor subsidiëring op grond van deze regeling in aanmerking, indien uit een voorafgaand, tussen een begeleider en de deelnemer gehouden intakegesprek of een door de deelnemer gevolgde EVC-procedure, blijkt dat de betreffende scholing als nodig is beoordeeld ter versterking van zijn arbeidsmarktpositie.

Artikel D34 Activiteiten EVC-procedure

  • 1.Een activiteit als bedoeld in artikel D30, eerste lid, onderdeel e, wordt uitgevoerd door een erkende EVC-aanbieder.
  • 2.Een EVC-procedure omvat in elk geval een of meer van de volgende activiteiten:
  • a.een intake;
  • b.het opbouwen van een portfolio; en
  • c.een persoonlijk assessment.

Artikel D35 Niet-subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 13 komt niet voor subsidiëring in aanmerking:

  • a.kosten van een intakegesprek en begeleiding die worden gemaakt door een persoon in dienst van de werkgever van de kwetsbare werknemer, bedoeld in artikel D27, tweede lid;
  • b.loonverletkosten die niet zijn toe te rekenen aan scholingsactiviteiten in het project, bedoeld in artikel D30, onderdelen c en d;
  • c.in rekening gebrachte BTW over gemaakte kosten van activiteiten binnen het project;
  • d.in afwijking van de artikelen 10, onderdeel i, en 13, onderdeel g, de kosten van een project die op grond van deze regeling subsidiabel zijn, indien voor dezelfde kosten subsidie wordt aangevraagd of subsidie is verleend.

Artikel D36 Publiciteit

Onverminderd artikel 19 informeert de subsidieontvanger de door hem ingeschakelde uitvoerder en de deelnemers aan projecten dat zij deelnemen aan een door het Europees Sociaal Fonds gesubsidieerd project in het kader van de respons van de Europese Unie op de COVID-19-pandemie (REACT-EU).

Artikel D37 Bevoorschotting

  • 1.De subsidieaanvrager kan bij de aanvraag om subsidie op het door de minister beschikbaar gestelde elektronisch formulier aangeven een voorschot als bedoeld in het tweede lid te willen ontvangen.
  • 2.In afwijking van artikel 14 kan de minister na verlening van de subsidie, indien de subsidieontvanger dit in zijn subsidieaanvraag heeft aangegeven, een voorschot van 20% van het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde subsidiebedrag worden verstrekt.
  • 3.In afwijking van artikel 14 kan de minister gedurende de looptijd van het project, op verzoek van de subsidieontvanger, besluiten om een voorschot te verlenen van maximaal 40% van het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen maximale subsidiebedrag, indien de subsidieontvanger aan de hand van een financiële rapportage in de vorm van een door de minister beschikbaar gesteld formulier de kosten waarop het voorschot betrekking heeft, voldoende heeft gespecificeerd en onderbouwd.
  • 4.Bij een verzoek tot voorschotverlening van een bedrag boven € 500.000, overlegt de subsidieaanvrager een bankgarantie.

Artikel D38 Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld schriftelijk melding aan de minister zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel D39 Rapportage bij einddeclaratie

In afwijking van artikel 17, eerste lid, verstrekt de subsidieontvanger het burgerservicenummer van de deelnemers aan het project slechts bij de einddeclaratie, bedoeld in artikel 18, eerste lid.

Hoofdstuk IV UWV en jobcoaching

Artikel D40 Subsidieaanvrager

De subsidie met betrekking tot een project in het kader van dit hoofdstuk wordt aangevraagd door het UWV.

Artikel D41 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen met betrekking tot een project in het kader van dit hoofdstuk worden door de Minister ontvangen in het aanvraagtijdvak van 1 december 2022, 09.00 uur, tot en met 30 december 2022, 17.00 uur.

Artikel D42 Subsidieplafond

Het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie bedraagt € 10.350.000,-.

Artikel D43 Doel en doelgroepen

  • 1.Een project in het kader van dit hoofdstuk heeft tot doel het bevorderen van actieve inclusie, gericht op het vergroten van mogelijkheden tot arbeidsinpassing van personen die op het moment van hun start van deelneming aan een project een UWV-uitkering ontvangen dan wel recht hebben op arbeidsondersteuning in het kader van de WIA, WAO, ZW en Wajong.
  • 2.Indien sprake is van een persoon die deelneemt aan twee opeenvolgende projecten en deze persoon behoort bij instroom in het eerste project aantoonbaar tot de doelgroep, dan behoort deze persoon ook het opvolgende project tot de doelgroep mits voor deze deelnemer sprake is van een individueel traject dat onafgebroken doorloopt in beide projecten.

Artikel D44 Specifieke eisen

  • 1.Een project komt slechts voor subsidie in aanmerking indien het project een duur heeft van 1 februari 2020 tot en met uiterlijk 1 april 2023.
  • 2.Door de Minister kan in de beschikking tot subsidieverlening in plaats van de datum van ontvangst van de volledige subsidieaanvraag een andere startdatum van het project worden vermeld.

Artikel D45 Subsidiabele activiteiten

  • 1.Voor subsidie komen slechts in aanmerking activiteiten gericht op het vergroten van de mogelijkheden tot arbeidsinpassing, voor zover zij de doelstelling uit artikel D43 ondersteunen.
  • 2.Voor de activiteit jobcoaching kunnen uitsluitend de kostensoorten, bedoeld in artikel 12, twaalfde lid, en bijlage IX van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2195 van de Commissie van 9 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Sociaal Fonds, wat betreft de definitie van de standaardschalen van eenheidskosten en vaste bedragen voor de terugbetaling van uitgaven door de Commissie aan lidstaten (PbEU 2015, L 313) voor subsidiëring in aanmerking komen. De Minister specificeert nadere voorwaarden met betrekking tot het afrekenen op basis van deze kostensoorten in de in artikel 9 bedoelde beschikking tot subsidieverlening.

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.