Betalingen van uitkeringen uit hoofde van dit Verdrag kunnen geschieden in de valuta van ieder van de Verdragsluitende Staten. Indien door een van de Verdragsluitende Staten bepalingen ter beperking van het wisselen of de overmaking van valuta worden ingevoerd, treden de regeringen van beide Verdragsluitende Staten onverwijld in overleg over de nodige maatregelen ter waarborging van de betaling door beide Verdragsluitende Staten van uitkeringen uit hoofde van dit Verdrag.