De faciliteit van artikel 14a Wet Vpb 1969 wordt niet verleend, als de zuivere splitsing in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. Dit wordt geacht het geval te zijn als de zuivere splitsing niet plaatsvindt op grond van zakelijke overwegingen zoals herstructurering of rationalisering van de actieve werkzaamheden van de splitsende – en de verkrijgende rechtspersonen. Belanghebbende heeft echter de mogelijkheid aannemelijk te maken dat de zuivere splitsing niet in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing.
Bij de beoordeling of sprake is van de herstructurering van de actieve werkzaamheden van de splitsende rechtspersoon en de verkrijgende rechtspersonen, moet de situatie die vóór de zuivere splitsing aanwezig was, worden vergeleken met de situatie die door de zuivere splitsing ontstaat. De overdracht van een onderneming naar een nieuw opgerichte verkrijgende rechtspersoon kan in dit verband worden aangemerkt als een reorganisatie van de actieve werkzaamheden van de splitsende- en de verkrijgende rechtspersoon (Kamerstukken II 1999/2000, 26 727, nr. 17, blz. 71).
Zakelijke overwegingen worden geacht niet aanwezig te zijn, als aandelen in een verkrijgende rechtspersoon binnen drie jaar na de splitsing worden vervreemd aan een lichaam dat niet met de verkrijgende rechtspersonen is verbonden in de zin van artikel 10a, vierde lid, Wet Vpb 1969. Ook in deze situatie heeft belanghebbende de mogelijkheid het tegendeel aannemelijk te maken.