De Nederlandsche Bank neemt bij de vaststelling, bedoeld in artikel 31, in aanmerking:
- a.het onderlinge verband tussen de aan een antecedent ten grondslag liggende gedraging of gedragingen en de overige omstandigheden van het geval;
- b.de belangen die de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling beogen te beschermen; en
- c.de overige belangen van het fonds en de betrokkene.