Responsive image

Artikel 3 (Randvoorwaarden lening)

Download de app voor meer functionaliteit.

Artikel 3 (Randvoorwaarden lening)

Gelet op de aard van de problematiek waarmee de ondernemingen als gevolg van de uitbraak van het coronavirus worden geconfronteerd, is gebleken dat het voor financiers in sommige gevallen noodzakelijk was om reeds vooruitlopend op de inwerkingtreding van deze regeling de benodigde kredieten te verstrekken. Om die reden is ervoor gekozen om leningen die dienen ter vervanging van een krediet dat is verstrekt vanaf 24 maart 2020 tot de datum van inwerkingtreding van deze regeling, ook in aanmerking te nemen voor deze subsidiemodule. Hiervoor wordt een vergelijkbare afwijking opgenomen als die in artikel 3, onderdeel c, van de garantstellingsovereenkomst, zoals deze voor de GO geldt, op grond waarvan de verstrekking van de lening niet dient ter vervanging van aan een ondernemer verschaft krediet of risicokapitaal door dezelfde financier. Hierop wordt, in vergelijking met de GO, een andere uitzondering geformuleerd, namelijk alleen voor reeds verstrekte kredieten (artikel 3, onderdeel c). De uitzondering geldt derhalve niet voor reeds verstrekt risicokapitaal. Daarop ziet deze subsidiemodule immers niet.

De toepassing van deze bepaling leidt tot het volgende. De lening die onder de garantstelling wordt gebracht is net als op grond van de GO een nieuwe lening: de overeenkomst is nog niet gesloten. Alleen dient deze lening in dit geval ter vervanging van financiering die de bank al heeft verstrekt omdat de nood hoog was. Het gaat hier dus uitdrukkelijk om een herfinanciering van reeds verleende kredieten. De nieuwe lening en de in de leningovereenkomst op te nemen voorwaarden zullen moeten voldoen aan deze subsidiemodule, inclusief de bepalingen uit de modelovereenkomst. Dit zal getoetst worden in het kader van de aanmelding en toetsing in de zin van artikel 4 van de modelovereenkomst. Om die reden kunnen alleen nieuwe leningen onder de subsidiemodule worden gebracht. Naar verwachting gaat het om een gering aantal kredieten dat vanaf 24 maart is verstrekt. Onder de huidige omstandigheden zal het daarbij gaan om additioneel krediet om te voorzien in liquiditeit in de vorm van rekening courant. Voor de goede orde: doordat de lening moet voldoen aan de voorwaarden van de GO-C, zal ook het krediet dat met de GO-C lening wordt geherfinancierd aan de kernvoorwaarden van de GO-C moeten voldoen. Voldoet dit krediet daar niet aan, dan kan de GO-C lening daar evenmin aan voldoen.

In artikel 3, onderdeel k, is opgenomen dat de GO-C lening niet dient ter overname van een aandelenkapitaal of ter vervanging van een converteerbare achtergestelde lening. Dit is vergelijkbaar met het regime bij de GO. Bij de GO geldt hierop echter een uitzondering wanneer dit een concrete verbetering in het ondernemingsbeleid ten doel heeft. Deze uitzondering is bij de GO-C niet opgenomen, omdat de GO-C in geen enkel geval kan worden gebruikt voor overname van een aandelenkapitaal of ter vervanging van een converteerbare achtergestelde lening. Daar is de GO-C immers niet voor bedoeld.

In artikel 3, onderdeel m, is opgenomen dat de lening niet als doel heeft de afwenteling van bestaande risico’s op de Staat. Ook een door de bank doorgevoerde vermindering van een rekening-courant faciliteit zal hier aan getoetst worden en mag dus niet leiden tot een risico-verschuiving naar de Staat. Over het algemeen zal van een dergelijke risico-verschuiving geen sprake zijn bij afloop van seizoenskrediet. Dit krediet volgt de normale kredietbehoefte van het bedrijf. Tijdens het seizoen is er een piek en buiten het seizoen neemt het kredietgebruik af. Dit staat los van de huidige liquiditeitsbehoefte die voortkomt uit de coronacrisis.

De GO schrijft geen aflossingsschema voor. De GO-C doet dat in artikel 3, onderdelen n en o, wel. De reden hiervoor is dat de GO-C voorziet in een garantstelling voor een lening om te voldoen aan een liquiditeitsbehoefte. Het is de verwachting dat deze liquiditeitsproblemen na enige tijd voorbij zijn, waarna met de aflossing kan worden begonnen. In artikel 3, onderdeel n, is geregeld dat de lening na verloop van ieder kalenderkwartaal wordt verminderd met een zodanig vast bedrag, dat de lening op de laatste datum waarop het moet zijn afgelost, maar uiterlijk na verloop van zes jaar, nihil bedraagt.

Dit betekent ook dat, voor zover opschortingen van aflossingen er toe zouden leiden dat de looptijd van de GO-C lening langer zou worden dat zes jaar, deze opgeschorte bedragen moeten worden opgeteld bij de laatste aflossingstermijn. Hierdoor is geborgd dat de totale looptijd van de GO-C lening nooit meer bedraagt dan de in artikel 3.13b.2 (gebaseerd op de tijdelijke kaderregeling) bepaalde zes jaar. Omdat de aflossing een vast bedrag moet zijn, betekent dit eveneens dat het niet mogelijk is om te komen tot een grotere aflossing aan het einde van de looptijd van de lening (balloon-aflossing), tenzij er opschorting van aflossing heeft plaatsgevonden. Voor het bepalen van het eerste kalenderkwartaal waarin met deze aflossing moet worden begonnen, is aansluiting gezocht bij één van de wijzen waarop de maximale hoogte van de lening mag worden bepaald, namelijk de duur van de liquiditeitsbehoefte waarvoor de lening mag worden verstrekt op grond van onderdeel 25, d, onder iii, van de tijdelijke kaderregeling. Deze is voor een MKB-ondernemer achttien maanden en voor een grote onderneming twaalf maanden. Dit is geregeld in artikel 3, onderdeel o. Dit laat onverlet dat de financier de mogelijkheid heeft om de aflossing met een of meer kalenderkwartalen op te schorten (zie artikel 5 van de model garantstellingsovereenkomst).

Artikel 3, onderdeel p. Dit onderdeel gaat over het vestigen van zekerheden en de positie van de Staat bij uitwinning daarvan. De inhoud daarvan is de volgende:

  • op de bank rust de verplichting om zich er voor in te spannen om, naast reeds bestaande zekerheden die de bank reeds heeft gevestigd voordat de gegarandeerde lening wordt aangegaan, aanvullende zekerheden te vestigen. Deze moeten worden gevestigd tot zekerheid voor nakoming van de verplichtingen van de ondernemer jegens de bank uit hoofde van de gegarandeerde lening.

De bank moet zich er maximaal voor inspannen om deze zekerheden te vestigen.

  • bij uitwinning van deze aanvullende zekerheden moet de opbrengst daarvan in eerste instantie worden aangewend voor aflossing van de gegarandeerde lening.
  • bij uitwinning van de bestaande zekerheden wordt de opbrengst daarvan in ieder geval in tweede instantie aangewend voor het aflossen van de gegarandeerde lening. Niet gegarandeerde leningen die zijn verstrekt vóórafgaand aan het verstrekken van de gegarandeerde lening, gaan voor. Dit geldt uiteraard niet voor niet gegarandeerde leningen die nadien worden verstrekt. De opbrengst van de uitwinning komt eerst na de aflossing van de gegarandeerde lening ten goede aan deze niet gegarandeerde leningen.
  • Artikel 3, onderdeel q. De onderhavige module is bestemd voor garanties voor leningen aan ondernemingen die een substantieel deel van hun activiteiten in Nederland uitvoeren. Dit volgt uit artikel 3, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies. Dit artikel schrijft voor dat een subsidie alleen wordt verstrekt aan een natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap die voor eigen rekening en risico activiteiten uitvoert die ten goede komen aan de Nederlandse economie of andere Nederlandse belangen. Deze eis wordt in artikel 3, onderdeel q, opgelegd aan de financier. Dit op grond van artikel 31, onderdeel b, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies. Met deze wijziging wordt ook een omissie hersteld in de bestaande GO-modules (GO en GO-bankgarantie). Zie artikel I, onderdelen D en F.

    In artikel 3, onderdeel r, is opgenomen dat de afsluitprovisie van de lening nooit meer bedraagt dan 1 procent van de lening. Zie in dit verband de toelichting bij artikel 3.13b.10 (Provisie).

    In artikel 3, onderdeel s, is de verplichting opgenomen voor financiers om voor de duur van minimaal twee kalenderkwartalen de aflossingen op te schorten van alle reeds verstrekte financieringsfaciliteiten van de ondernemer door de financier. Reden hiervoor is dat er van banken wordt verwacht dat ook zij zorgen voor additionele liquiditeit voor de ondernemingen. De opschorting van de aflossing met minimaal twee kalenderkwartalen zorgt daarvoor. Hierbij mag rekening gehouden worden met opschortingen die vanaf 31 maart 2020 hebben plaatsgevonden. Op deze verplichting bestaat één uitzondering. Indien er sprake is van zogenaamde clubdeals of syndicaatsleningen, waarbij de bank samen met andere financiers een gezamenlijke financiering verstrekken, zal het voor de financier niet altijd mogelijk zijn om zelfstandig tot deze opschorting te besluiten. Het is in dat geval niet redelijk om de bank aan deze verplichting te houden. Het is evenmin in het belang van de te financieren onderneming als deze in dat geval niet voor een gegarandeerde lening in aanmerking zou komen. Vandaar deze uitzondering.

    EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
    • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
    • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
    • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
    Responsive image
    Responsive image
    • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
    • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
    • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
    • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.