Een aantekening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet wordt afgegeven aan een vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, onder de beperking «het afwachten van een verzoek op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap», genoemd in artikel 3.4, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.