Een aantekening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet wordt afgegeven aan:
- a.een vreemdeling die beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid van:
- 1°.een kennismigrant als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000;
- 2°.een houder van een door Onze Minister van Justitie en Veiligheid afgegeven Europese blauwe kaart als bedoeld in artikel 2.2;
- 3°.een houder van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, verleend onder de beperking «overplaatsing binnen een onderneming» op grond van artikel 3.30d van het Vreemdelingenbesluit 2000;
- 4°een zelfstandige als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000; of
- 5°een vreemdeling die beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid van een vreemdeling, bedoeld in artikel 2.7.
- b.een vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft, in de zin van artikel 8, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, en is toegelaten voor verblijf bij:
- 1°.een in Nederland woonachtige Nederlander of gemeenschapsonderdaan die rechtmatig in Nederland verblijft, in de zin van artikel 8, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000; of
- 2°.een vreemdeling aan wie een aantekening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet, is afgegeven;
- c.een vreemdeling die beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid van een vreemdeling die is toegelaten onder een beperking verband houdend met onderzoek als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000;
- d.de afhankelijke gezinsleden van de in artikel 7.5 genoemde vreemdelingen.