Een aantekening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet wordt afgegeven aan een vreemdeling, met uitzondering van de vreemdeling, genoemd in de artikelen 7.1, onder a, en 7.4, die in het verleden heeft beschikt over een krachtens de Vreemdelingenwet of Vreemdelingenwet 2000 afgegeven vergunning met daarop een aantekening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet, die is afgegeven op grond van het tweede lid van dat artikel en die nadien zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft gevestigd.